doch er was te veel ononthoud, mede door
Benito's gestotter, die een woord, drie keer
probeerde te zeggen, alvorens het er uit
was, hetgeen vertraging in de hand moest
werken.
In Bentveld werd nog ingenomen, terwijl
in Haarlem een niet gemakkelijk te vergeten
passagier er uit moest.
Zeer laat, veel te laat stonden we aan
den steiger te Amsterdam en terecht: de
botter had reeds naar zee gekoerst. Dus
naar de Oranjesluizen met de auto. Pont
rechts juist vertrokken, dan maar terug naar
de andere, vangen bot, wachten lang, doch
komen gelukkig nog op tijd om ons schip
in de schutsluizen te zien liggen. Intusschen
was de stemming flauw, een ieder was zich
de onhebbelijkheid tegenover het Hoffie be
wust. Hoe zou hij het opnemen. Hij nam het
goed op. Stijf vloekte hij de bende, de deser
teurs, die hem dit hadden aangedaan, de
muren der sluizen dreunden van zijn zware
woorden. Terecht. Het duurde evenwel niet
lang, na een kwartier, na het eerste biertje
met de malsche haring, dreef de donkere
bui over en zakte het onweer om vervolgens
gedurende de geheele tour weg te blijven.
Hoffie dank voor de juiste opvatting, er
had een massa verp... kunnen worden van
den dag, die zoo schoon is geworden.
Moet ik het botteren nog beschrijven, 't
is reeds zoo vaak gedaan. Er is voortdu
rend gijn geweest van het begin tot aan het
eind. Met ijs is er gejengeld, de nieuwelin
gen hadden het zwaar, Galli had zijn voe-
deren-der-dieren-nummer en de Bolle hield
zware verhandelingen met de knecht van
Kes over de naam van het schip, dat „Ge
broeders Kes" heette, terwijl dat volgens
den Bolle niet kon, omdat er maar één Kes
aan boord was. Geduldig legde de jongen
het hem uit, wel tien keer, meelij krijgend
met zooveel domheid van iemand, die er
toch overigens stads uitzag. Hulpzoekend
keek hij tenslotte zijn baas aan die hem
op 't laatst bijviel, waardoor de Bolle weer
een nieuw slachtoffer maakte van zijn on
gerijmdheid.
Moeilijkheden zijn er even geweest toen
men niet wist welke haven aan te doen.
doen. Volendam of Edam. Er werd ge
stemd, er werd valsch gestemd, met hand
opsteken, met afroepen, doch steeds sloeg
de stemming om, totdat Kes opdracht kreeg
eerst de bemanning op Volendam los te
laten en daarna bij gunstige wind, Edam
aan den troep over te leveren.
't Weer was aangenaam, hoewel niet zon
nig, doch noodend tot liggend flauwekullen,
zingen, smijten en elkaar pleizieren.
In Amsterdam terug, kwamen bij de
Poort de gemoederen tot rust om weer op
te laaien toen tot opstand werd besloten.
Muziek en zang bleven ons vervolgen, tot
dat Pijl ons onbewust lokte naar zijn bij
spijkertent, aan wiens roep niemand weer
stand heeft kunnen bieden.
Zoo waren we allen weer bijeen, zooals
wij uitgezeild waren, voltallig in een be
kende omgeving.
Het was een schoone dag, een A.F.C.-
dag.
Henk, dank voor al je zorgen.
KRUM.
11
A.F.C.'ers, begunstigt onze adverteerders!