ware combinatie te vinden, doch tal van ge nomen proeven zijn op een mislukking uit- geloopen, al is het klaar en duidelijk na de vijf gespeelde wedstrijden, dat het „lek" in de achterhoede zit. Ook de geringe successen van het tweede elftal de reserves dragen bij tot het momenteel heerschend pessimisme, hetgeen echter slechts gedeeltelijk gemotiveerd is. Alom hoort men: „dat gaat mis", „geen enkel lichtpunt, ook niet onder de jongeren" enz., enz. De jammerklachten zijn zoo veelvuldig als de uitvluchten neergeschreven op een onbe taald diploma. En is daar nu wel aanleiding toe? Wij meenen van niet. Er wordt hard gewerkt in de A.F.C. Be- stuurderen en diverse commissieleden doen al het mogelijke om de boel op gang te hou den. De oefeningen onder leiding van v. Kol, hebben een prettig en geanimeerd ver loop, doch nu successen uitblijven, wordt de stemming weer dusdanig dat men reeds gaat wanhopen, al hebben inderdaad verscheidene wedstrijden teleurstellingen opgeleverd. Tegen „Vriendenschaar" is inderdaad allerbedroevendst en ontactisch gespeeld en had zeer zeker van Kinheim gewonnen moe ten worden, vooral toen na de rust de lei ding vergroot was. Opvallend slecht was de captaincy in de match tegen Vriendenschaar, toen na de rust met een storm in den rug steeds vol hard werd in een teruggetrokken verdedi ging. Met hard werken alleen kan men slechts gedeeltelijk een gebrek aan kunnen te niet doen, doch dan imoet er ook twee maal 45 minuten hard gewerkt worden. Geeft men dit dan ook nog op (na de rust tegen Kinheim, toen het eerste de voor sprong op 2—0 gebracht had), dan wordt de ploeg een gewillig slachtoffer der tegen partij. Opvallend langzaam was het tempo waar mede tegen Kinheim gespeeld werd, waar door de verdediging der tegenpartij ruim gelegenheid kreeg zich telkenmale te her stellen. De binnenspelers missen het verrassend element in hun spel. Het is niet snel genoeg en doordacht, de spelers vergeten vaak de juiste plaatsen in te nemen, zij kiezen geen positie in het ondeelbare moment dat den doorslag geeft voor het bemachtigen van den bal. Ook is het doorgeven daarvan vaak on berekend en te onzuiver, waardoor de te genpartij den indruk krijgt dat als Lungen maar zwaar genoeg bewaakt wordt, van een team als A.F.C. zeker wel gewonnen kan worden. Ook wordt niet fel genoeg aangevallen, men wendt een poging aan, zeer zeker, mis lukt die echter dan kijkt men toe wat er ver der gaat gebeuren. Een binnenspeler behoeft niet noodzake lijk snel te zijn, hard loopen is natuurlijk al tijd een voordeel, maar het samenspel is zijn hoofdbezigheid. Zij zijn, als het ware, de verbindingsschakel van de ketting, die de voorhoede aaneen bindt en zij zijn het die de middelen tot gemeenschap moeten vor men tusschen een middenvoor en de vleu gels. Om dit te kunnen doen moeten zij in staat zijn goed te passeeren en het is van het hoogste belang dat zij dit aankweeken. Hun werk bestaat in het voeden van den vleugelman en den middenvoor, doch ook bedenken dat een overzet naar den over- staanden vleugel van veel nut kan zijn. Het eenige van groot belang voor een vleugelspeler om te onthouden is: neem den bal niet te ver mee, maar zet hem even voor den laatsten achterspeler over. A.F.C.'ers, begunstigt onze adverteerders! 7

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1935 | | pagina 7