WAT IEDER A.F.C.er BEHOORT TE WETEN 1
Onze feesten.
De positie van het eerste.
bepaalde zich niet tot een krampachtig ver
dedigen met het doel de score zoo laag
mogelijk te houden, doch trachtte moedig
tegenaanvallen op te bouwen. O zoo! Einde
1—7.
De hieropvolgende „tea" kan het best ver
geleken worden met een bruiloft. Het groote
succes van dezen avond is voor een zeer
groot deel te danken aan Henk Esser. die
chef de recéption was en die dit ondanks
schier onoverkomelijke moeilijkheden (men
was blijkbaar niet „ingeschoten" op het laven
van ruim 400 menschen) deed met de wel
willendheid van zijn omvang en met het on
miskenbaar zonnige van zijn glimlach.
Ook hier een hoogtepunt: de speech van
Dr. Spoelder, die naar aanleiding van de
woorden in ons clublied dat door ons
„mannenkwartet" met dezelfde schwung
gezongen was als aan het reunistendiner
„Een clubje, dat veel lief en leed ons heeft
beschoren" een prachtige improvisatie
hield. Van het leed, dat je bij een club mee
maakt, van de geweldige aantrekkingskracht
voor de ouderen („ik zie hier zoo'n ouwe gek
als Schaf!").
„We hebben een cadeautje meegebracht.
En, als ik het zoo zie, dan geloof ik, dat het
niet veel gekost heeft. Kijk, op deze plaats
ziet U de groote St. Bavo; op het plein staat
Laurens Janszoon Coster en waar ik sta is
Brinkman. (Daverend gelach). De sierkun
stenaar heeft de A van A.F.C. zoo netjes
geteekend, dat het net een H lijkt. Maar ja,
onze clubs hebben ook veel met elkaar over
een. Mijnheer de voorzitter van A.F.C., aan
vaardt dit kleine geschenk als bewijs van
de groote vriendschap, die de H.F.C. voor
Uw vereeniging koestert." (Ovaties).
En nu vond ik het zoo aardig, dat wat
later op den avond ook Harm Dijkstra van
D.W.S. zich liet hooren .Want dat bewijst,
dat vrijwel iedere groep sportmenschen,
waarmee wij in aanraking kwamen, laat ons
zeggen, niet het land aan ons heeft.
Het was alweer laat voor we het wisten;
nog een vluggertje en den dag daarop
nog een afscheidsborreltje aan de nog ééns
in al zijn oude glorie herleefde borreltafel
bij „Boer" toen behoorden ook de feeste
lijkheden van ons 40-jarig bestaan weer tot
het verleden.
Het alledagleven, ook in onze voetballerij
vraagt weer alle aandacht. Maar we voelen
ons gesterkt in de wetenschap, dat A.F.C.
èn voor haar leden én voor onze sportmak-
kers buiten onze club, iets beteekent.
„Nur die Ahnung, die Hoffnung des Ge-
nusses, ist die Würze des Vergnügens
heeft meen ik Schiller eens geschreven.
Ik zal niet trachten na te gaan aan welke
speciale genietingen hij toen gedacht heeft,
maar wel durf ik te beweren, dat hij daarbij
zeker niet dezulke op het oog heeft gehad,
waaraan de blijvende herinnering op zich
zelf een bron van vreugde is. De viering
van ons 40-jarig Jubileum is daarvan een
sprekend bewijs. Iimmers wij allen, die het
hebben mogen meemaken, zullen de herin
nering daaraan bewaren als aan een der
mooiste feesten, welke A.F.C. ons heeft
beschoren.
Het was indertijd een moeilijk besluit
voor het Bestuur, toen men met het oog op
het ontbreken van gelden voor feestviering
en niet te vergeten op de oude verplichtin
gen, er van moest afzien om een grootsche
feestviering te arrangeeren. Het viel ons
zeker niet gemakkelijk, vooral niet, toen
bleek, dat onder de leden wel de bereidheid
aanwezig was om zich een offer voor de
waardige herdenking van ons Jubileum te
getroosten. Nauwelijks mochten we toen
A.F.C.-ers begunstigt onze adverteerders!
4