Het derde gaat „kraaien" bij H.B.S.
Zondag den eersten Kerstdag werd te half
elf aangetreden voor het deelnemen aan
bovengenoemd tournooi, waarbij ons derde
elftal volgens de navolgende opstelling was
uitverkoren.
Begeleid door onze dames, trainer Do-
naghy, Kromschröder, N. Neseker en B.
Dorlas stevenden wij naar den trein en ging
het tot nu toe ongeslagen 3de elftal met de
hoop op succes den H.B.S.-kraai te winnen,
naar Den Haag.
In den trein alles even rustig, dit was niet
toe te schrijven aan de voor een te spelen
wedstrijd gebruikelijke concentratie, want
daar werd in verband met den eersten dag
van den vrede niets aan gedaan. Het zou ten
slotte niet op zijn plaats geweest zijn, dat wij
in afwijking daarvan zulk een dag juist de
meest geraffineerde wijze zouden bedenken
om onze tegenstandster te verslaan.
Al spoedig arriveerden wij in Den Haag
en daarna op „Houtrust".
Door het niet deelnemen van R.C.H.
speelden wij den eersten wedstrijd om half
één tegen V.O.C. II, welke na 2 keer een
kwartier door ons met 10 gewonnen werd.
De opstelling was:
Peeters
Fürstner Langvoort
v. Bragt Ruijs Bonkink
Reijinga Brouwer Dankelman
Mieghout Th. v. Nigtevegt
Hierna werd gerust tot 3 uur en kwam
Theo Nigtevegt op de proppen met de
productie van zijn principaal, een aantal
fijne reepen en doosjes bonbons, welke voor
al door de dames zeer op prijs werden ge
steld.
Den volgenden wedstrijd speelden wij
tegen Olympia II, uit Gouda, welke wij even
eens wonnen en wel met 20. Deze strijd
duurde 2 X 25 minuten. In verband met de
vroeg invallende duisternis moesten we het
zonder de gebruikelijke rust stellen.
Den volgenden dag zouden wij dus naar
Houtrust moeten starten.
Daar de meesten onzer bijtijds naar huis
wilden, gingen wij naar het station terug,
behalve Dik Langevoort, Mieghout en Van
Bragt, die er de voorkeur aan gaven om,
zooals zij het noemden, een „Haagsch bor
reltje te drinken, en Tjerk Reijenga, die zich,
ondanks de vermaningen van zijn vrouw,
maar niet snel leert aankleeden, alsmede
onze captain Han Ruijs, welke in Den Haag
bleef logeeren, bleven achter.
Toen het eerste gedeelte van de huis
waarts keerenden A.F.C.-ers aan het station
aangekomen waren, werd hun den toegang
tot het perron geweigerd. Al spoedig arri
veerde het tweede stel, welke in het voorbij
loopen van het wachtende gedeelte door
George werden toegefluisterd: ,,Mijj niet an-
kijjken, net doen, of je niet bijj oens hort,
doorloopen."
Maar ook zij mochten er niet door en
daar stonden we. Eén onzer kwam op het
niet slechte idee om allemaal perronkaartjes
te koopen, dan moesten zij ons er in ieder
geval doorlaten en dan was het een koud
kunstje om in den trein te komen. Maar
nauwelijks waren enkelen het loket voorbij,
of een van die kaartjesknipmannen stoof
naar buiten, daarna het kantoor in en waar
schuwde, zooals wij veronderstelden, het sta
tion Delft. Wij stonden evenwel nog kort
op het perron, of daar kwamen Otto van Erp
en Tjrek, voorzien van het gezelschapsbiljet.
Wij lieten snel, echter niet zonder de noodige
moeite, onze kaartjes knippen en konden dus
met den voor ons bestemden trein mee. Nog
niet lang reden wij, of daar kwam een con
ducteur met een triomfantelijk gezicht en
vroeg naar de kaartjes, maar hij had, wat
men noemt een reuze strop. E. Rood wist den
man op heel tactische wijze uit te hooren en
het bleek, dat hij van de geheele zaak op
de hoogte was.
De achtergeblevenen, Dik, e.a., liepen dus
het risico, dat ze nieuwe kaartjes moesten
koopen.
In Amsterdam aangekomen, gingen wij uit.
elkaar tot den volgenden dag half tien, we
derom aan het station.
Half tien waren allen present, behalve de
supporters, en wij vertrokken ten tweeden
male naar het Haagje. Droevig was het om
te zien, hoe belabberd wij er allen uitzagen,
de een gaapte nog meer dan de ander. Geen
van allen gevoelde er ook maar iets voor,
een bal te trappen. En toch waren, een en
kele uitgezonderd, allemaal volgens zeggen
even vroeg naar bed gegaan, Eén van het
gezelschap moest zelfs om negen uur in bed
21 A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!