deelen, hoe de eindstand in 1932 zal luiden.
Ik dank, namens het Bestuur, den aanvoer
der, Harold Oliver, voor al de moeite die hij
zich gegeven heeft gedurende het seizoen
1931 en met hem al de spelers. Mogen wij
de hoop uitspreken, dat zij allen weder even
trouw in dit seizoen zullen opkomen.
Met drie elftallen boven en drie onder zich
bereikte A.C.C. II de vierde plaats in de
eindcompetitie van den N.C.B. tweede klasse.
Jaren geleden was ik een weinig huiverig
voor dit elftal, en, toen het een keer met vlag
en wimpel het kampioenschap der derde
klasse veroverde en naar een hoogere afdee-
ling verhuisde, hield ik mijn hart vast voor
de toekomst. Maar weder heeft het tweede
een seizoen doorgemaakt dat er wezen mag
en had het niet zoo met invallers gesukkeld,
was niet zooveel pech met spelers ingetreden,
dan ware misschien de derde plaats zijn deel
geworden.
Begin ik met Haarlem II, de kampioene,
mijn hulde te brengen voor haar werkelijk
eminent spel (ik hoop intusschen niet, dat
Benni Smits ons nu gaat negeeren); zij won
alle 12 matches, waarvan 2 met innings en
stak head and shoulders boven de rest uit;
dan moet ik nog even op dit team terugkomen
om het als voorbeeld te stellen voor andere
clubs, juist om zijn teameenheid en de voor
treffelijke wijze waarop het schijnbare neder
lagen in overwinningen wist om te zetten.
Men loopt niet gauw ongeslagen door een
competitie heen en juist daarom geef ik cap
tain Visser een paar regels meer dan mijn
gewoonte is. Het was anders opvallend, hoe
sterk ons tweede tegen de kampioen speel
de en beide malen werd op het nippertje
verloren, een keer in Haarlem met 11 runs,
te Amsterdam met 3 wickets. Deze laatste
match bleef een open vraag tot laat in den
middag, toen de regen Haarlem II ter hulp
kwam en wij met een kletsnatten bal en op
een nat veld hadden te fielden, juist toen
de match in een kritiek stadium was geko
men. Een paar slippertjes van eenige fiel
ders op de boundary werden ons noodlottig.
Ajax I werd beide malen geslagen, zelfs
eenmaal met innings, eveneens Albion
waarvan èn te Amsterdam, èn te Zaandam
werd gewonnen. Tegen „Vleermuizen II"
werd twee maal verloren, waarvan eenmaal
met innings te Bussum, van V.V.V. II werd
eenmaal verloren en een keer gewonnen,
terwijl tegen D.V.C. eenmaal een draw werd
behaald en men een keer ten onder ging.
A.C.C. II heeft wel eens een slechter seizoen
doorgemaakt. Bij het doorbladeren van het
scoring-book valt het goede bowlen van Jac.
de Koning tegen Haarlem II op, n.l. 6 voor
32 uit een totaal van 96 en het was jammer,
dat hij dien vorm nadien niet meer vertoon
de. Intusschen heeft hij onze gelederen ver
laten en is weder naar Indië vertrokken. Ook
Harker bowlde in zijn eerste match zóó bij
zonder goed, dat hij veel voor het seizoen
deed verwachten; ook hij faalde daarna
doorloopend als bowler, zoodat aanvoerder
Prent op Spruyt en Inglis Arkell aangewe
zen was, met eenige changebowlers. Spruyt
bowlde nog het beste van de vier, Arkell
was echter niet gelukkig en op zijn bowlen
werden de meeste vangen gemist. Het bow
len van Weverink bereikte een beter peil
dan in 1930 en zoo hij meerdere snelheid
aan zijn bowlen weet te geven, met nog iets
meer break, zou hij een zeer bruikbaar spe
ler voor het eerste kunnen worden, daar zijn
fielden bijzonder goed is, en hij een goed
vanger en oppikker is. Misschien dat Jaap
Suyver zich meer op bowlen wil gaan toe
leggen, want met volhardend oefenen kan
hij nog wat bereiken. Ik heb juist de bowlers
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!