toen jullie kampioen van de Reserve Eerste Klasse waren, in 1912 was dat, geloof ik. Nu had ik hem door, den snoodaard! Ik voelde het, ik stond al bijna mat, doch zon der meer wilde ik me niet gewonnen geven. „Jullie", protesteerde ik, „wie is jullie? Dan moet je bij Kruikie zijn, die was toen captain van het elftal, maar die zit nog steeds in Indië. Of beter nog, bij Kaales, zijn opvolger, onze Amsterdamsche ,,Bok die weet alles wat er toen gebeurd is nog haar fijn, die maakte er destijds heele statistieken van. |a natuurlijk, dat is jè man, dien moet je hebben. Wil ik je zijn adres opgeven? Zoo" dacht ik, „die slag is mijn; nou kan-ie rooie Willem gelukkig maken." Maar zoo gemakkelijk kwam ik niet af van mijn kwelduivel. „Kaales", zei hij, ken ik zoo goed niet, die zie je bijna nooit, die is de laatste jaren uit den kring geraakt. Neen, jij moet het maar opknappen, want jij bent geloof ik nog de eenige speler van die kampioensploeg, die nog geregeld in is". En zoo draaide hij maar doodstak me diverse pluimen op mijn muts, „ik had zelfs talent om te schrijven", enfin nog een heele film meer. Nog één pijl had ik op mijn boog. „Zeer wevleid", zei ik, „maar één ding vergeet je Toch. Die grappenmakerij toen we kampioen waren is nu al een jaar of 14 15 geleden en werkelijk, geloof me nou, ik weet me ei bijna geen duvel meer van te herinneren. Tenminste geen finesses meer, geen uitsla gen. Wel herinner ik me nog flauwtjes een paar speciale wedstrijden, waarin we om den geijkten term te gebruiken de over winning net voor de deuren van de hel in de wacht sleepten, maar voor de rest ben ik alles totaal kwijt. Het spijt me dus, maar met den besten wil van de wereld zie ik geen karis een behoorlijk artikel in elkaar te draaien, eenvoudig omdat ik geen feiten meer weet, geen stof heb, enfin praat nou maar niet langer, het gaat niet!" „Kom, kom", hield mijn kwelgeest vol, „zoo'n vaart zal het niet loopen. En voegde hij er met een ondeugende flikkering in zijn oogen aan toe ik heb uit zeer be trouwbare bron gehoord, dat jij in dien tijd de heldenfeiten van het 2de elftal geregeld in de A.F.C.-Pickles hebt geboekstaafd. Zoo", dacht ik, dat is de tweede aap, die komt uit den koker van Schaf, als ik het goed snap. En die zou het natuurlijk wel precies weten!" Een feit wat, dat ik indertijd in mijn jeugdige onbezonnenheid me ook op het glibberige pad der journalistiek had begeven, al was het dan maar op zeer bescheiden schaal in de beruchte A.F.C.-Pickles en toen me dit nu zoo eensklaps voor de voeten werd gegooid, werd me om zoo te zeggen gesuggereerd, dat ik dit reeds in het kam- pioens-seizoen 1912/13 zou hebben gedaan. Ik voelde, dat mijn laatste wapen me uit de handen was geslagen en me niets anders overbleef dan te capituleeren. „Nou, in Godsnaam dan", zei ik tot Wij- nand, „ik zal mijn best doen. Ik zal dan de oude Pickle-boeken eens moeten nasnuffelen en dan hoop ik het klaar te kunnen boksen. Na dit voorspel bleek, toen ik aan den arbeid zou tijgen, dat dit karweitje voor mij aeen blijspel, doch een drama zou béteeke- nen. Nadat ik een avond het Pickle-archief had doorgeworsteld, bleek dit voor het ge vraagde artikel zoo goed als geen gegevens te bevatten. Ik bleek me leelijk te hebben vergist; mijn bijdragen in de Pickles over het 2e XI bleken eerst te beginnen in het volgende seizoen 1913/14. Over het roem ruchte seizoen 1912/13 zwijgen de Pickles in alle talen; de toenmalige Pickles-redacteur schijnt zich uitsluitend met het le XI te heb ben opgehouden; wel vermeldt hij gelukkig nog eenige uitslagen en klaagt hij voort durend, dat hij geen verslagen van de wed strijden van het 2e XI ontvangt. Bovendien schijnt van Februari 1913 af het Pickles- boek een rustkuur in een of ander sanato rium te hebben genoten, want dan worden ook zelfs de prestaties van het le XI dood gezwegen. Daar zat ik nu met mijn gebakken peren en restte mij niets anders, dan te trachten di'e herinneringen neer te pennen, die door den tands des tijds nog niet geheel uit mijn armzalig brein waren weggewischt. Een ge detailleerd en met cijfers gedocumenteerd verslag over „ons" kampioensjaar kan ik dus uit den aard der zaak niet geven en dienten gevolge wordt het meer een „causerietje zooals Schaf dat in den ouden tijd noemde. In dat roemruchte seizoen 1912/13 deed ik dan mijn intrede in de A.F.C. en gezien mijn „schitterende antecedenten laeegi- direct een plaats in het tweede elftal.JDat tweede telde toen tal van prima spelers, die eio-enlijk alleen (zooals dit gewoonlijk gaat) niet in het eerste speelden, omdat ze daar nog betere spelers hadden of tenminste dach ten' te hebben. Als keeper hadden we Hot stee en later Lütger, terwijl ook Jan Buys no" enkele malen zijn assistentie tusschen de palen verleende. Nico Gerth en Wit vormden het backstel. v. Overeem, alias „Kruik (de captain) bezette de centerhalfplaats, doch A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1927 | | pagina 15