Het was wel troosteloos, en in staat onzen
verwachtingen den bodem in te slaan
als we tenminste zoo gauw in den put zaten.
Het hoofd werd echter koel gehouden, en
1.1. Zondag kwam de ommekeer.
Toevallige omstandigheden hielpen ertoe
mee eene combinatie in andere samenstelling
in het veld te brengen.
En ziet ze hebben zich keurig geweerd, de
onzen; wanneer zij dezelfde opvatting van
het spel blijven behouden, dan kunnen we nog
veel van hen verwachten.
Groote behendigheid met den bal werd ge
paard aan een prettig aandoende voort
varendheid.
Maar vooral, er waren lichtpunten, in den
wedstrijd, lichtpunten, die der elftalcommissie
eene nuttige aanwijzing mogen zijn.
We zagen heden een spil in de ploeg, zoo
als we in langen tijd niet bij ons in actie
zagen.
Grimberg speelde het spelletje op die plaats
buitengewoon tactisch en toch ook weer zoo
heel eenvoudig af of liever juist daarom een
voudig. Mooie, goedgerichte en laag gehou
den passes stelden de voorhoede voortdurend
in staat, het Haarlemdoel te bestoken.
Nu trof hij het wel, dat de Haarlemspil niet
al te best op dreef was waardoor het Haar-
lemsche binnentrio niet zoo in actie kon zijn,
al§ met een betere spil wel mogelijk geweest
was.
Echter de manier, waarop hij vootdurend
zich opstelde, en daardoor heel vaak den bal
in zijn bezit kreeg, terwijl hij dan na snel een
man gepasseerd te zijn direct den bal overgaf
aan een vrijstaand mannetje, dat alles deed
wel zien, dat hij er „verstajem" van heeft.
En nu en dan gaf hij klinkers op doel, en
juist op zulk eene gevaarlijke hoogte voor
den keeper, dat iedere doelverdediger er
warme handen van zou gekregen hebben.
Daarenboven is hij voor eiken partijgenoot
een prettig medespeler. Ieder in het elftal
weet, dat hij den bal niet langer zal houden
dan noodig is, en dat hij zelf geen schietkans
neemt als hij ziet dat een ander er gunstiger
voorstaat.
En wanneer men dit van medespelers weet,
dan zal men vanzelf vlotter spelen, en eerder
geneigd zijn zich vrij op te stellen, dan wan
neer men denkt den bal van den partner toch
niet te zullen krijgen.
Hij had daarenboven in Lally en Nic. Ne-
seker, twee vasthoudende kanthalves, naast
zich, die hem in alle opzichten 'n steun waren.
Lally is over zijn ,,buehnenfieber" heen. Hij
speelde voor al wat hij waard was en zoo
waar kregen we tusschen hem eti den linker
vleugel een aardig vlottend samenspel te zien.
Wij wisten dat hij voor den tegenstander
een lastig heerschap is, en als men Lally al
gepasseerd is, dan moet men nog voorbij Du-
son om verder te komen. Maar dat gaat niet
zoo gemakkelijk als men wel, indachtig aan
het beroemde spreekwoord, van „komt men
over den hond dan komt men over den staart
ookdenken zou.
Als men Lally voorbij is, dan wordt Duson
des te heftiger, en dan juist heeft men een
„kleffer tegenover zich, die men maar moei
lijk van zich af kan schudden.
Waanneer hij het aangeven verzorgt als de
spil dat deed, dus niet zoo door de lucht maar
meer langs den grond zoodat de bal door de
voorhoede direct verwerkt en meegenomen
worden kan, dan kan ons vaderland in 1928
„ruhig sein" en Lally kan dan tevreden zijn
vredespijp rooken. Maar zoover zijn we nog
niet.
Neseker, hoewel hij een nuttige partij ge
speeld heeft, is er nog niet geneel in. Hij kol
nog beter dan hij nu heeft laten zien.
Dat hij er nog niet volkomen in is mag ook
niet verwonderen, want het is de eerste maal
dat hij in deze combinatie speelde. Hij heeft
hetzelfde, wat Lally aanvankelijk had, hij
moet zich nog in de combinatie inspelen.
Hij stond echter zijn mannetje, en deed
goed doordachte dingen. Wijbenga heeft er
plezier van gehad, dat hij nu een half achter
zich had. die behalve een taaie werker, ook
goede passes aan hem doorgaf. Trouwens het
groote verschil tusschen dit A.F.C. elftal en
die welke we den laatsten tijd gezien hebben,
is wel dit, dat er nu een half-linie was, die
veel en goed hare aandacht schonk aan de
zoo voorname taak, het steunen der voor
hoede.
De goedkeurende uitroepen van den aan
voerder Piet Bos, die als aanvoerder krachtig
zijn mannetjes aanvuurde, en inderdaad de
leider van het elftal was, (blijf dat zoo doen
Piet) zullen de jeugdige half-spelers goed ge
daan hebben.
Ze waren wel verdiend.
Wanneer alle spelers, ook in de voorhoede
zich voornemen, aan de aanwijzingen van den
captain, die nu toch zeker wel lang genoeg
meeloopt, om in hem volkomen vertrouwen te
stellen, direct gevolg geven, dan zal er nog
meer eenheid in de ploeg komen, eenheid die
het geheel zeker ten goede komt.
Onze voorhoede heeft heden hen die het
4
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!