ren leeg te loopen, of de groote sluis werd opengezet en met dezelfde volharding, die God Pluvius dezen heelen troosteloozen voorzomer getoond heeft, liet hij het ook nu weer emmeren. Tegen twee uur, toen sein vlaggen hardnekkig poogden, onze boot een „feestelijk aanzien" te geven, hield het op met zachies regenen en begon het te plas regenen. Ingepakt in regenjassen, verschanst achter parapluies, besteeg nog een negentig drenke lingen de boot. Het was nog niet zoo dom, om tijdens de inschrijving „boter bij de visch" te verlangen. Hoeveel zouden er anders ge komen zijn? Een telefoontje: Piet Vermeulen kon niet! Is het wonder, dat de „geampu teerde feestcommissie den moed in de schoe nen voelde zinken? Enfin, om half drie voeren we af, onder de feestelijke muziek, uitgestooten door de Reds Band. En wonderlijk, nauwelijks wa ren we van den wal af, of de stemming zat er al wat goed in. Kennissen en vrienden vormden clubjes, ijverige kellners liepen heen en weer met thee (die we overigens ook al leen maar vóór Schellingwoude gezien heb ben) en beurtelings zorgde het „pierement" en de Band voor een vroolijke deun. In de sluizen begon het weer, verhoudings gewijs gesproken natuurlijk, goed te worden. Het werd tenminste droog en de vroolijkheid kon voortgezet worden op een soort duiven- platje, dat de aanvoerder van de Hoornsche Boot met den naam promenadedek betitelde. We kozen het ruime sop, waarop onze schuit te keer ging als A.F.C.'ers na het be halen van een kampioenschap. En, nu moet u niet lachen, maar „ausgerechnet" (Ign. Cr.) de beide met roem overladen captains van het tweede en het derde zaten op een rustig plekje hun geboorteuur, mitsgaders hun komst op de boot, te verwenschen. Onder de bedrijven door kregen we Mar ken dwars en daarmede wind achter. Steeds ïiooger steeg de feestvreugde, die het culmi natiepunt bereikte bij het binnenkomen in Hoorn. De geheele stad stond aan de pier en we voeren binnen met een gezicht, als waren we echte Vikingen. Luid schetterde de mu ziek, we stelden ons militairement op en met de kampioens- en admiraalsvlaggen voorop, marcheerden we Hoorn binnen. Volgens het schrijven No. 52141 van den Burgemeester van Hoorn en volgens het door den Commissaris van politie uitgebrachte advies No. 243 L. mochten we een muzikale wandeling maken door de schilderachtige straten van het oude Zuiderzee-stadje. Het was juist, zooals Fons de Vilder aan het diner zei: „Toen Jan Pieterszoon Coen na zijn reis naar Indië terugkwam in zijn ge boortestad Hoorn, kon hij niet zoo enthou siast ontvangen zijn als wij!" Het was een „geregelde" zegetocht, hetgeen de toch reeds geweldige stemming nog hooger deed op laaien. Het diner was een succes. Met souvereine minachting voor de smaak van de deelne mers, had de feestcommissie Dinsdag reeds het menu vastgesteld, zoodat achter elkaar afgewerkt kon worden. Een hartelijke speech van Schaf, een zeer geestige rede van Piet Bos, muziek van Tinus Koeslag en Frits Hermans, een voordracht van Vlierman, dat alles was als een smakelijk sausje over het met zooveel zorg toebereide diner. Intusschen was het lekker weer geworden en onder de beste weersomstandigheden be klommen we de schuit. Met de laatste passa giers hadden we een beetje moeite, en het aan boord brengen van de laatste zeelieden had iets weg van een vee-transport. Ons vertrek was onstuimig; nadat we har telijk afscheid genomen hadden van de Hoornsche bevolking („wanneer sturen jul lie die zendeling terug, die jullie achterge houden hebt", gilde er een) stoomden we weg. Toen we buiten kwamen, bleek het een keer te meer, dat de Schakel nooit liegt. Had den we niet gepubliceerd: prachtvolle zons ondergang? En ziet, de hemel was orange met felle lichtstrepen, die vervloeiden in een teergrijs waas naar de kim. Ontroerend mooi lag Hoorn te droomen tusschen de omlijsting van groen en slechts aarzelend zakte de zon neschijf weg, om in een laatste pracht van violet en heioranje onder te gaan over het vlakke land van Noord-Holland. Onhoorbaar kwam de nacht aansluipen over de Zuiderzee; water en lucht vervloei den tot een grijze oneindigheid, waarin slechts een enkel lichtje pinkte van een een zame visschersboot. De lampions werden aangestoken en de onvermoeibare band zorgde voor dansmu ziek. Op dat, wat wij in den aanvang van dit verhaal „promenadedek" noemden, zat men rustig een biertje te drinken. Op het voor schip werd lustig gevrijd, daar een paar lam pions zoo discreet geweest waren, uit te gaan. En zoo naderden we alweer onze goede vaderstad, waar we om over twaalven meer- - 3 - A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerdersl

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1926 | | pagina 3