een) zou men een vriendelijk spelletje gaan kaarten. Alles ging goed, zoolang de pen ningmeester achter stond (Frans 27, v. d. K. 16, Tu-tu 19, penningmeester 33), doch niet zoo gauw stond de p.m. op 9, of een soort van een tornado blies koffer en kaarten weg, waarop een handgemeen volgde met alle be- schikbare kranten. De rest van den tijd doodde men, door glossen te maken op de stations, die we pas seerden (Koegras, Zijdewind, Breezand) en zoo kwamen we veilig in Den Helder. Diverse liters kokende koffie werden naar binnen gegoten en, vervolgens een ontdekkingstocht door Den Helder en omgeving ondernomen. Up het uiterste puntje van Noord Holland, daar waar van drie kanten de zee beukt op de zware, stoere dijken, bleven we staan. Verlaten was het daar en van een beklem mende eenzaamheid. Maar het deed toch ook weer goed na al die dagen tusschen de hui zen geleefd te hebben, weer het oude, ver trouwde lied van de zee te hooren, de 'grijze oneindigheid terug te zien van lucht en wa ter. We liepen verder en hoonden genoeglijk, dat, wat ze in Den Helder onder elkaar de Nederlandsche vloot noemen. (Was dat dan geen reuze „stier Ja, dat was een reuze stier!) Langzamerhand zakten we naar de stad af; een oogenblik raakten we Grimberg kwijt, die zich voor de somma van drie cent een veter plus de eeuwige liefde van een Hel- dersche schoone verzekerd had. Wat er aanwezig was van het bestuur, trachtte een autobus te bemachtigen om naar het terrein te gaan, doch het bleek, dat be halve de trein, die ongeveer tweemaal per dag rijdt, er geen openbaar middel van ver voer is. We liepen dus en gaandeweg zakte de stemming. Het terrein lag open voor den Noordwester storm en alles maakte, zooals trouwens heel Den Helder, Nieuwediep Co. een desolaten indruk. In de kleedkamer konden we met geen mogelijkheid een goede stemming forceeren; allen waren nerveus, koud en ontmoedigd en er was maar één wensch, de trein van 7.20. Het was dan ook met een bang hart, dat we onze lui in het veld zagen komen. Maar de bal was nog niet goed en wel aan het rollen, of de geest werd vaardig over de heeren. Ruijs had het geriskeerd om met den storm tegen te spelen, doch dit was geen beletsel voor de onzen om een goed sluitend aanvalsspel te vertoonen. Om een heel nieuwe, origineele uitdrukking te gebruiken: „het spel golfde van doel tot doel", en wij stonden aan den kant zulke angsten uit, dat we een taal bezigden, die waarschijnlijk 'onze promotiekans naar het Hiernamaals leelijk bedierf. Doch zie: Frans de Vilder krijgt een corner te nemen, zet scherp voor en Charles Lunge kopt den bal in (0—1). Het Amster- damsche publiek (op dat oogenblik be staande uit drie zenuwpatiënten) schreeuwde zich heesch. En van dat oogenblik af gaf het elftal een spel te zien, zooals we het zelden bij de wedstrijden van het eerste zien. Ver dediging, middenlinie, voorhoede, allen speel den voor wat ze waard waren endat is heel wat tegenwoordig. Zoo kwam na 23 minuten het tweede doelpunt voor ons, een schot van Grimberg, op 40 Meter afstand, tegen storm in! Nog was de uitslag onzeker; immers de gastheeren speelden lang niet slecht, doch de beroemde „finishing touch" ontbrak en het schieten leek nergens op. Toen echter 2 minuten voor rust Lunge er in z'n eentje vandoor ging en den stand op 03 bracht, gingen we rustig en in de beste stem ming theedrinken. Een beschrijving van den wedstrijd na de thee zou herinneringen doen opwekken aan de historie van Saïdja en Adinda; een voor beeld? Charles Lunge maakt in z'n eentje No. 4. Charles Lunge maakt in z'n eentje N°- 5Toen scoorde Tony Knopper eens, maar daarnamaakte Charles Lunge No. 7Waarna het harder begon te regenen en harder begon te waaien en onder de onaangenaamste weersomstandigheden het einde kwam met een even onverwacht groote als verdiende zegepraal voor de onzen. Op het veld hielden we ons nog kalm, maar in de kleedkamer juichten we onze vreugde uit en stonden te dansen en te sprin gen van je welste. Tegen donker kwamen we in „Bellevue" terug; we slaagden er in Amsterdam aan den draad te krijgen. „Hallo, café Royal! Je voelde de spanning, die er oij Eggers was, toen Ernst van Ooij naar de telefoon liep. We begrepen, hoe doodstil het daar zou zijn, hoe ze zich zouden afvraqen: Hoe? s „En? zei Ernst, vreeselijk kalm. .>70, zeiden wij nog kalmer. „Gewonnen? En er rilde iets in z'n stem. „Jawel," antwoordden wij ijzig, alsof zoo iets vanzelf sprak. Toen hoorden we aan den anderen kant de deur van de telefooncel opengooien. Ernst gilde iets en een orkaan van gejuich kwam

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1926 | | pagina 3