3e. Heb ik nooit op Zaterdagavond afge
zegd, waardoor, het moeilijk werd een
invaller voor mij te vinden?
4e. Heb ik nooit, wanneer het 's Zondags
ochtends slecht weer leek en het terrein
veraf was, me in mijn bed stiekum nog
eens omgedraaid, mijn elftal in den steek
latend en daardoor de kans op een neder
laag openend?
En wanneer het dan mocht blijken, dat hij
wat punt 2, 3 en 4 betreft niet geheel van
zonden vrij te pleiten is en zich verontschul
digt met ,,Ik ben ten slotte toch voor mijn
pleizier lid dan moet hij vraag één nog maar
eens overlezen.
Summa summarum hebben de leden schan
delijk misbruik gemaakt van de goedheid van
een bestuur, dat geen gebruik gemaakt heeft
van zijn recht om van niet-opkomende spelers
boete te eischen. Het bestuur meent met goede
A.F.C.-ers samen te werken, doch komt tot
de ontdekking, dat het niet anders zijn dan
jongelui, die hun contributie betalen of niet
betalen om op het A.F.C.-veld te spelen en
voor A.F.C. uit te komen als ze er zin in
hebben, maar die verder aan de geheele ver-
eeniging en het vereenigingsleven lak hebben.
En als men dan de gesprekken van deze
jeugdige zondaars eens aanhoort, dan hoort
men altijd grieven of verwijten. Het bestuur
had dit moeten doen, de elftal-commissie had
dat moeten laten, enz. enz. Het heeft er veel
van weg, of deze leden over bestuur en elftal
commissie ongeveer denken als de leerlingen
over hun leeraren. Weinigen van ons zullen
niet geleefd hebben in de vaste overtuiging,
dat die en die leeraar er speciaal op uit was
om je te „pesten je altijd iets vroeg als hij
wist, dat je het niet kende en dat die en die
in de klas altijd werden voorgetrokken.
Zoo is het bij A.F.C. ook. Men meent, dat
het bestuur of de elftalcommissie die en die
protegeert, geen oog heeft voor het goede
spel van een ander, enz. Natuurlijk zijn noch
bestuur noch elftalcommissie onfeilbaar, doch
indien de leden slechts bij benadering wisten
met welke moeilijkheden deze colleges te kam
pen hebben, dan zouden ze wel anders
oordeelen dan ze nu in hun jeugdige onbezon
nenheid doen.
En nu kom ik zoo langzamerhand aan het
tweede gedeelte van mijn vraag: „Hoe zien
we kans dit het volgende jaar te voorko
men?" Ik zou de vraag anders willen stellen.
A.F.C. wordt 18 Januari 1923 dertig jaar
oud. Dan willen we een mooi feest geven,
dan willen we een gezellig feest geven, maar
vóór alles moeten we er naar streven, dat
ieder vol trots kan zeggen: „Ik ben lid van
de good old en ik heb ook mijn steentje bij
gedragen tot het grootsche gebouw, dat
A.F.C. heet' Ja, een grootsch gebouw, want
nadat nog verleden jaar over de geheele
linie stilstand en achteruitgang viel te con-
stateeren, kunnen we nu vaststellen, dat elk
elftal beter staat en enkele mooie kampioens
kansen maken. En als men dan vraagt hoe
komt dat, dan is het antwoord: „We heb
ben ons in het begin van het seizoen bereid
verklaard te spelen. Dit heeft ons moreele
plichten opgelegd en deze zijn we stipt na
gekomen. We hebben getracht ons elftal
daar te brengen waar het hoort, en ons niet
laten ontmoedigen door een nederlaag, want
nietwaar, de oudste vereeniging van Am
sterdam behoort met haar elftallen een eerste
plaats te bekleeden. Geen ouderdomsgebre
ken, maar een jeugdig enthousiasme, geleid
door de ervaring der ouderen.
En dan is het niet: „Ik ben tenslotte toch
voor mijn pleizier lid", maar: „Tenslotte is
het toch een pleizier lid te zijn van zoo'n
vereeniging!"
L.
Van Bat en Bal.
Onze cricketers hebben het van het jaar
wel getroffen. In de eerste plaats zijn we
het seizoen eindelijk eens vroegtijdig be
gonnen en verder is tot op heden bijna elke
speeldag door schitterend zomerweer be
gunstigd geworden. De competitie heeft
dientengevolge een uiterst vlot verloop en
als het zoo doorgaat, dan zijn we over een
paar weken al uitgespeeld. Wij kunnen dan
volop ons hart ophalen aan friendly games
en toertjes, waartoe naar ik verneem reeds
grootsche plannen bestaan.
Het eerste elftal zette het seizoen minder
goed in, door op eigen terrein van Te
Werve te verliezen. Deze nederlaag was
niet noodig geweest en was hoofdzakelijk
aan minder goed veldwerk te wijten. Wij
gingen het eerst batten, doch voor 96 runs,
waarvan Oliver 47 en J. P. Spruyt 23, zaten
we weer aan den kant. Te Werve ant
woordde hierop met 109 runs en had dus
een nuttige voorsprong van 11 runs. Van
onze bowlers had A. C. Spruyt met 4 voor
17 de beste cijfers. Oliver bowlde 2 voor
31, Bornemann 2 voor 15, J. P. Spruyt 1
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!