«a
*T'
jes in de zaal en ik zou de vergadering niet
openen dan nadat ik er stellig van over
tuigd zou zijn, dat allen, op wier komst
redelijkerwijze gerekend mocht worden,
aanwezig waren, ook al werd dat ongeveer
11 uur in den avond. Of het verkiezen van
de talrijke functionarissen, als voor een
voetbalclub uit den aard der zaak noodig
zijn, dan ook zou duren tot het licht van
den volgenden dag het dooven van het
kunstlicht uit een oogpunt van zuinigheid
zou gebieden, zou mij onverschillig laten.
Niemand zou mij ontsnappen. Als dan zoo
tegen 11 uur of misschien vroeger, als ge
zegd, allen behoorlijk aanwezig mochten
zijn, zou ik mij van mijn zetel verheffen,
onder het slaan van een vervaarlijken slag
met den hamer op de tafel, een slag, die
te hooren zou zijn in het verste hoekje van
de overgevulde zaal, een slag, die een ril
ling zou doen varen door aller ledematen,
in het bijzonder door die ledematen, waar
van altijd en altijd weer het wel en wee
der Club afhangt, een slag die door zijn
vervaarlijkheid reeds een geheele rede
voering zou beteekenen en stellig gevolgd
zou worden door het absoluut ophouden
van alle gekakel en gebabbel, een slag
kortom, die de spanning tot een hoöger
punt zou brengen dan toen wij in het Sta
dion tegen Amstel speelden om het kam
pioenschap van de afdeeling te behalen.
Als die slag gevallen was, en aller oogen
op mij waren gevestigd, zou ik natuurlijk
ongeveer 29 a 30 seconden zwijgen, om
dien tijd te gebruiken voor het scherp ves
tigen van mijn blik op de vijf nieuw toege
treden leden voor het eerste elftal den mid-
voor, links uiterst, den links-half en de bei
de backs, voorts om minzaam te lonken
naar Versluys, den keeper, Piet Bos, Kali.
David Huyer, de voorwaartsen, Joh. Huyer,
Niek Holtzappel, voor ieder ongeveer
2Vóf seconde en dan zou ik zeggen met
een zachte, aanzwellende stem:
„Beste vrienden, waarde clubgenooten
(de zetter gelieve hierboven het crescendo-
teeken van de muziek te plaatsen, om mijn
bedoeling weer te geven) en daarna: (fff)
HET MOET!!! en ten slotte weer ppp „Ik
heb gezegd."
Natuurlijk zou er dan een helsch applaus
losbreken, erger dan wij het ooit van de
banken der tribune hebben gehoord van
het allerjongste deel onzer supporters.
Dat zou mij koud laten. Ik zou gaan zitten,
de vergadering doen overgaan tot het vol
gende punt van de agenda, overtuigd dat
mijn rede in haar geheel tot de harten en
hoofden der aanwezigen was doorgedron
gen, in zulk een mate, dat allen een heel
jaar niet anders zouden spreken en denken
dan „HET MOET!"
TREBLA.
Uitjes met Taartjes.
Door een afschuwelijk misverstand, in
casu de liefhebberij van den loopjongen van
ondergeteekende om (ongestempelde) post
zegels te verzamelen, geraakte mijn vorige
pennevrucht in het ongereede. En aangezien
ik de schromelijke onvoorzichtigheid beging
van dezen kostbaren geestesarbeid geen co
py te houden, zullen mijn wanhopige lezers
zich, zij het dan ook met de grootste moei
te, moeten troosten met het herlezen van
wat reeds vroeger verscheen, hoewel zij mis
schien juist daardoor het verlies dubbel zul
len gevoelen.
En thans ter zake. Het voetbalseizoen
19221923 ligt weder achter ons en moge
het door onze Eerste Elftallers behaalde re
sultaat niet al te schitterend zijn, deze vol
doening blijft hun toch, dat zij onze Ver-
eeniging niet alleen er voor bewaard heb
ben, dat de Derde Klasse het volgend
seizoen ons deel is geworden, doch tevens,
dat, dank zij de afschaffing der Overgangs-
Competitie, de afstand, die ons van de Eer
ste Klasse scheidt, theoretisch ten minste
kleiner is geworden.
Doch thans genoeg van voetbal. Hoeveel
andere sporten zijn er niet, die nu het hart
van den A.F.C.-er met vreugde vervullen.
Is het niet een genoegen, om geen sterker
termen te gebruiken, wanneer men onzen
populairen Voorzitter geheel naar den eisch
verkleed, met animo bat en bal ziet hantee-
ren? Of klopt ons hart, en zeer speciaal
de harten der talrijke vrouwelijke aanhang
sters van de Rood-Zwarte kleuren, niet met
verdubbeld krachtige slagen wanneer wij
aanschouwen, hoe een andere onzer zoozeer
gewaardeerde bestuurdersn, het tennis-ra
cquet zwaait met de behendigheid van een
Tilden, gepaard aan de onvermoeidheid van
een grizly-bear. En wie beschrijft onze emo
ties, als we hem met coquet-gespitste lippen
„Love" hooren lispelen? Zwijgen we dan
JÊ££m*