medelijden met hen te hebben gevoeld, om dat zij zich slechts op zoodanige wijze wis ten te vermaken. Verbeeld je, ze deden niets dan schoppen. Een schop tegen dien reuzenkogel. Dat ding kwam bij een ander, die er weer tegen schopte en zoo ging dat door. Ajakkes! Neen, dan wisten wij het toch wel beter; ons spel stond toch heel wat hooger. Daar zat kunst in. Dat fijne richten met de hand, dat behendig terug drijven, daarbij behoorde vaardigheid. Schoppen kan immers de eerste de beste boerenjongen. Inderdaad ik had medelij den, omdat die Amsterdammers zich zoo dun wisten te vermaken, een medelijden, dat mij reeds zoo dikwijls had bekropen, als ik hier de jeugd had zien spelen. Lezer, ik was in 't laatst van 1883 Am sterdammer geworden, was 40 jaar jonger dan nu, stond nog in den leeftijd na de jeugdjaren, zag nog heel graag naar 't ma ken van glijbaantjes, gooide nog sneeuw ballen, maar alleen naar soortgenooten of meisjes van mijn kennis en jaren, die er van gediend waren, nooit naar vreemden, (dat had ik hoofdzakelijk in Amsterdam zien doen,) was dol op schaatsenrijden en kon ook tamelijk goed met de flinke rijders meekomen, had reeds éénmaal op een ouderwetsch rijwiel gezeten en was ermee in eén sloot terecht gekomen, tot ergenis van den bezitter, reed zelfs op boerenpaar den, als ik er een ter leen kon krijgen, en was een van de eersten, die met eenige studenten het Friesche kaatsen hier in- heemsch trachtte te maken. En met dien zin voor spel en sport, had reeds meerma len een zeker gevoel van droefheid zich van mij meester gemaakt, als ik de jeugd in de hoofdstad pogingen zag doen om zich te vermaken. Hun knikkeren kon niet ver geleken worden met het onze, zooals we het op het dorp in allerlei variaties deden. Wat was dat nu, dat rollen naar een kuil tje. Neen, dan ons schieten! Hun tollen? Zeker, nu is 't wel wat beter, als de kin deren dat doen voor 't American hotel, op het Spui, waar prachtige banen zijn voor den drijftol, maar zoo is er een diender, en uit is de sport. Hun pinkelen? Een pracht- spel bij ons in 't najaar. Wie het eerst 500 punten had. Een punt was de afstand van een onzer voeten. Het spel bestond in 4 tempo's, die in moeilijkheid opklommen en waarbij de tegenpartij zich inspande om door scherpzinnigheid ten spoedigste aan den slag te komen. De werktuigen waren een stok van iepenhout 7 d.M. lang en een kortere van meidoorn, 2 d.M. lang. Je zag hier een plankje op een steen met een stuk hout bewerken. Dan vloog er een bal in de hoogte en die werd al of niet gevangen. Het leek er niet op. Hoepelen? Waar was daartoe in Amsterdam de ruimte voldoen de? En dan in het voorjaar, als wij de wei landen introkken met onzen polsstok op den schouder. Geen sloot, hoe wijd ook, hield ons tegen. Natuurlijk zijn we wel dikwijls met een nat pak thuis gekomen, maar als 't even kon, werden de kleeren ge droogd voor de thuiskomst. Aan polssprin- gen zag ik een Amsterdammer zich nooit bezondigen. Eens waren een tweetal aardige Amster- damsche jongens bij den dominee van ons dorp te logeeren. Zij vonden blijkbaar onze spelen heel mooi, want van den vroegen ochtend tot den laten avond waren ze op ons erf of tusschen de andere jongens. Ik weet niet meer, hoe ze heetten, maar ik herinner mij, dat ik hen aardige, fideele jongens vond. Ze moesten ook mee pols- springen. Wat hebben wij gelachen! De stok kwam veel te ver in 't water, werd met de verkeerde hand aangevat. Een sprong! Midden boven de sloot, stop! De stok viel ter zijde en onze vriend pardoes in 't water. Van top tot teen nat. Gevaar was er niet bij, want hij was er in een om mezien uitgehaald. Diefje met verlos, dat ging hier beter, naar ik merkte, maar dat was dan ook alles. Is het wonder, dat al die ervaringen en overwegingen mij zeer sceptisch stemden, zoodra ik iets nieuws op het gebied van de sport zag en dat het schoppen tegen zoo'n groote bal, die je toch nooit kon missen, mij een vermaak voorkwam van zeer laag allooi? Dat was in vijf of zes en tachtig. In de kranten had ik over het voetbalspel nooit iets gelezen, vermoedelijk, omdat ze er niets van vermeldden. De bladen van dien tijd hadden, geloof ik, nog geen sport redacteuren, Het kan ook zijn, dat ik die rubriek oversloeg, als van geen' waarde voor mij. Of toen in Amsterdam al heel wat ballen getrapt waren, weet ik ook niet, maar wel weet ik, dat dit het geval in Ne derland was; want volgens Kips, die in 1918 schreef namens het Bestuur van den Nederlandschen Voetbalbond, werd ,,the good old" H. F. C. in 1879 opgericht en dat

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1923 | | pagina 2