PERBMaP Twee elftalleiders, die op hun eigen persoonlijke wijze hunstempel drukken opeen spelersgroep, waarvan zij zelf verwachten dat ze optimaal presteren. Waar staan zij zélf maatschappelijk? Rob: Op de gemeentelijke universiteit van Amsterdam studeerde ik af in de sociale wetenschappen met als hoofd vak sociologie. Ik heb 21 maanden dienst gedaan als reserve-officier bij de infanterie, bij grote bedrijven als Nutri- cia, Unilever en Philips gewerkt in de marketing-sector en daarna het bedrijf van mijn vader (importeur van rijwiel en bromfietsonderdelen) overgenomen. Kees: Ik deed in de 2e OHS aan ging vervolgens in ik werd geplaatst diensttijd heb ik Gerzon en vervo AFC-er die textie ik in september als importeur van gezet. 1966 eindexamen van de P.L. Takstraat ën militaire dienst, waar bij de SGD. Na mijn een jaar gewerkt bij Igens 5 jaar bij een I importeerde, waarna 75 mijn eigen bedrijf breigoederen heb op- Bestaat er enig verband tussen jullie maatschappelijke carrière en AFC? Rob: Neen, ik ben daar heel eerlijk in, dat is bij mij nooit het geval geweest. Misschien vanwege de omstandigheden maar het is niet anders. Het antwoord is: neen. Kees: Welzeker! AFC heeft bij de ont wikkeling van mijn zaak een belangrijke rol gespeeld. Als je een eigen bedrijf op zet is hulp van buiten vaak noodzake lijk en als je dan clubgenoten op je weg ontmoet (en dat gebeurde regelmatig) wordt AFC maatschappelijk een rode draad in je leven. Moet een leider van een eerste elftal zelf in de top hebben gespeeld met andere woorden: moet hij kunnen weten wat hij van die ander kan verlangen? Rob: Je bent absoluut in het voordeel als je zelf hoog hebt gespeeld. Als je dan ook nog van kinds af aan AFC-er bent geweest voel je de mentaliteit van de vereniging beter aan, dat geldt zo wel binnen als buiten het veld. Kees: Het is meegenomen, dat weet ik uit ervaring. Je moet niet de plaats van de trainer willen innemen, maar wel zijn werk moeten kunnen aanvullen. De trainer is er voor de voetbaltechnische kwaliteiten van de spelers en jij bent er voor de organisatie er omheen. Wat moet er gebeuren om AFC na 90 jaar met een gevestigde traditie sportief en so ciaal in de nationale sportgemeenschap de plaats te laten behouden, waarop de ver eniging aanspraak mag maken? Rob: Sinds 1960 zijn wij bij AFC op weg met geleidelijke veranderingen in het maatschappelijk beeld van onze toch op zichzelf conservatieve vereni ging. De eer daartoe komt toe aan Henk Kappelhoff, toenmalig voorzitter. Die weg moeten wij blijven volgen. Volgens de weg van de geleidelijkheid ons aan passen aan het beeld van de maatschap pij van vandaag. Kees: Een bekend feit is dat wij met AFC met name in Amsterdam een eigen plaats innemen in de voetballerij. Niet temin, de maatschappij verandert en wij zullen méé-moeten. Dat vraagt een krachtig beleid, naar mijn mening in sommige onderdelen afwijkend van het verleden, waarbij twee zaken de meeste aandacht verdienen: 1. aantrekkingskracht op de jeugd uit oefenen; 2. het bedrijfsleven trachten te interes seren voor datgene waar wij mee be zig zijn. GERARDTREBERT

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Persmappen | 1985 | | pagina 9