na'. Als we met ABC een wedstrijd moes
ten spelen en het liep niet lekker kwam
Adé naar me toe in de dugout en zei:
'Huug, nu goena goena, denk daaraan'. En
heel vaak konden we dan wel de bal raken
en ging onze werper Doby Peeters ineens
veel meer drie slag gooien. Ik heb het zelfs
een keer meegemaakt dat wij op onze vas
te klaverjasmiddag speelden en Dé en ik
achter stonden. Adé zei toen tegen me
'we moesten maar eens Goena Goena
doen'. Een van onze tegenstanders zei toen
bloedserieus: 'dat vind ik onsportief'. Dé
en ik tuimelden bijna van onze stoelen
van het lachen. Adé heeft het honkballen
gepromoot bij AFC, bij voetbalwedstrijden
van het eerste ontbrak hij zelden of nooit,
en hij was een uitstekend tennisser. Adé
Kleijn was een zeer aimabel mens.
Voor Nico Holtzappel, onze oud-voorzit
ter, had ik zeer veel respect. Nico was
hoofd van de eerste openbare handels
school, kortweg eerste OHS, in Amster
dam geweest. Pedagogie was hem van na
ture ingegeven. Ik weet nog hoe hij
minutieus een jaar lang heel precies zijn
kaartwinst en verlies in een boekje bijhield
om tot de conclusie te komen dat hij prak
tisch quitte had gespeeld. Ik was dus begin
jaren zestig als nieuwkomer in het AFC
milieu buitengewoon vereerd met zijn uit
nodiging om bij hem aan tafel te komen om
een kaartje te leggen. Nico was een redelijk
klaverjasser, maar het plezier dat hij eraan
beleefde werkte aanstekelijk en hij kon te
gen zijn verlies. In de jaren dat ik hem heb
gekend heb ik Nico Holtzappel nooit op
grof taalgebruik kunnen betrappen. Het
eerste mocht eens slecht hebben gespeeld,
nooit viel hij de spelers in het openbaar af.
Hij was een leider op een hoog niveau. Ni
co was, in every inch a gentleman.
Ik had een knieoperatie ondergaan in het
Tulp ziekenhuis. Niet ernstig, zonder
enige complicatie. De dag erna werd ik ge
beld door John Jansen, niets bijzonders zou
je zeggen, ware het niet dat hij dezelfde
week ook was geopereerd, en voor hem
was de situatie toen veel ernstiger. Kijk,
dat typeert nu John, denken aan zijn vrien
den en veel voor ze overhebben. Een dagje
uitgenodigd worden op zijn tjalk was een
feest, wat hebben we daar gekaart, gefeest,
en zoute haring gegeten. Ik geloof dat John
diep in zijn hart niet eens zo van voetbal
hield, maar wel van de mensen daar om
heen en de gezelligheid. Toen John vijfen
zestig werd hebben Rien Bal, Arnold Bos
en ik, onder regie van Tonnie ten Oosten,
hem, als drie oude wijze mannen, nog toe
gesproken. John kon daarvan genieten. Als
je niet beter wist zou je zeggen dat het
leven voor John Janssen één groot feest
was. In welk gezelschap John zich ook be
vond, hij domineerde, maar mij ergerde dat
nooit. Hij had een savoir vivre dat bewon
dering afdwong. John Janssen was goud.
Kareltje Brand was een gabber van me. On
telbaar zijn de wedstrijden die wij met zijn
vieren, Rob de Jong, Nico Leloux, Karei en
ik, van AFC volgden. Op Goed Genoeg,
maar ook de uit-duels. Karei kon geen me
ter autorijden, maar talloze keren vertelde
hij wel hoe wij moesten rijden naar een
tegenstander van ons eerste. Gek genoeg
volgden we zijn aanwijzingen op, tenslotte
kon hij het zich herinneren van de vorige
keer, nietwaar? En prompt reden we ver
keerd. Karei was zelf een goede voetballer
geweest, één en al AFC met een flauwe
smaak van Ajax, en hij heeft zich jarenlang
Gerrie Stallmann:
onvermoeibaar, zoals deze
foto laat zien.
140