die" na afloop van die avondwedstrijd (Zaterdag 8 juni) overtrof alles wat er
in het na de bevrijding uiteraard fuifgrage Amsterdam was vertoond.
De promotiewedstrijden gingen tegen de mede-kampioen T.O.G. en de de
gradatie-kandidaat 't Gooi. In het Olympisch Stadion, waar ook T.O.G. haar
promotiewedstrijden speelde, startten wij met een 3-1 overwinning op deze
concurrent. Toen gingen wij naar Hilversum en de belangstelling voor die
uitwedstrijd was zó overstelpend groot, dat N.S. voor de eerste keer in
onze historie een extra-trein voor ons liet lopen, die op 23 juni 1946 om 12.40
van het Centraal Station vertrok met bestemming Hilversum-Soestdijker-
straatweg. De uitslag was 0-0 en toen brak de veer, die zó lang gespannen
was geweest. Door verschillende omstandigheden duurde het enige weken
alvorens de returns" konden worden gespeeld, de geestelijke spankracht
kon onze ploeg niet opbrengen. A.F.C.-'t Gooi (2-4) en T.O.G.-A.F.C. (5-0)
waren het droevig einde van ons gouden jaar.
„Himmelhoch jauchzend zum Tode betrübt". De enige, die kon blijven
„jauchzen" was onze penningmeester. De lel van Sonnevelt" had wel de
nodige recette-consequenties gehad
Wij bleven in de sfeer van sensatie. In het volgende seizoen ging het weer
„van dik hout zaagt men planken". Het einde van het seizoen bracht weer
adembenemende spanning: West Frisia-Zeeburgia en A.F.C.-Z.F.C. moesten
de beslissing brengen. Zeeburgia en A.F.C. stonden gelijk en de algemene
opinie was, dat het op een beslissingswedstrijd tussen Zeeburgia en A.F.C.
zou uitlopen (onze penningmeester had alweer rode koontjes van de opwin
ding).
Tegen Z.F.C. stonden wij in de rust met 1-0 voor. Toen werd het 1-1; door
een eigen doelpunt (zó iets verschrikkelijks op zó'n moment is eigenlijk niet
na te vertellen) 1-2 en tenslotte nog 2-2. Maar dat was net één puntje te wei
nig, want Zeeburgia won in Enkhuizen en was kampioen.
Het bestuur was zo verstandig het elftal en de functionarissen meteen na
die uitslagen in auto's te laden en een drankje en een hapje aan te bieden
in het toen zo bekende „Kalfje", meer speciaal op een terras dat dit befaam
de etablissement over het water van de Amstel had aangelegd. Het was een
prachtige avond en de stemming werd fideel. Zó fideel, dat een meneer die
ik oppervlakkig kende, naar mij toe kwam, mij de hand schudde en zei: „Dit
85