Het begon met een copieus kerstdiner in de prachtig versierde restauratie
van het hotel „Die vier Jahreszeiten". Wij hebben daaraan alle eer besteed,
want als voorspel van de voetbalwedstrijd zou een „Bier-Kommerz" tegen
onze tegenstanders plaats vinden. Hoewel wij aan dergelijke Germaanse
bachanalen niet gewend waren, bleken wij op dat terrein onverslaanbaar te
zijn, en de Akenaars dropen een voor een af. Toen de veldslag was afge
lopen, bleek, dat ik de overwinning had behaald, met Jaap Fischer als
goede tweede. Als Sieger" moest ik aan de tafel van het Allmania-bestuur
komen en daar werd ik gefeliciteerd en ik moest met de vele heren proosten.
Dat kon natuurlijk nooit goed gaan, want „Einmal kommt der Moment, dass
die Bombe platzt." Er moest toen naar revalidatiemiddelen gegrepen worden
en die bestonden uit koppen sterke koffie, welke op de Duitse wijze verge
zeld gingen van een grote bak „Schlagsahne", een goedje waarop ik nooit
erg gek ben geweest.
Nu bevond zich bij de Allmania-officials een „schneidiger Offizier" in de
imposante uniform van die tijd en voorzien van de onafscheidelijke monocle,
een figuur die mij fascineerde en mij tevens enigszins ergerde, daar hij
in mijn Amsterdamse opvattingen niet paste. Toen ik de slagroom liet staan,
maakte hij een opmerking, die klaarblijkelijk bij mij niet in goede aarde viel.
Ik zei hem toen ,,lch gebrauche nie Rasierseife" en in een plotselinge op
welling smeerde ik toen een lepel van het witte goedje in zijn gezicht. Dat
was natuurlijk een „faux pas" van mij en gaf aanleiding tot grote consternatie,
want wij leefden in het tijdperk van Kaiser Wilhelm II, de tijd van „Es ist
erreicht", toen de aantasting van de militaire eer een zwaar vergrijp was.
Gelukkig kon de zaak gesust worden en er was geen ingrijpen op diplo
matiek niveau nodig. Als straf werd ik echter direct naar bed gestuurd en
werd voor de wedstrijd tegen Allmania niet opgesteld, doch moest grens-
jageren."
Tot zover hetgeen Sijmen Wit even voor hij voor goed van ons heenging
voor mij heeft opgeschreven om mij te helpen bij het samenstellen van dit
gedenkschrift. Met een kleine variant op een heel bekend gezegde zou ik
dit hoofdstuk willen beëindigen met: „A.F.C.'ers never die, they fade away."
31