evenaren, een overzicht van de hele geschiedenis, en hij vraagt zich af:
„Hoe zal de verhouding worden in A.F.C. zelf en van A.F.C. tegenover de
andere clubs?" En hij wenst het bestuur van onze good old van ganser harte
sterkte en Salomo's wijsheid.
Ja, wat is wijsheid? Wij waren natuurlijk volbloed amateurs; wij hadden
altijd èn onze idealen èn onze clubkleuren verdedigd. En nu er een prof
competitie zou komen, met drie klassen, naar men zei, dreigden wij, de
eeuwige tweedeklasser, dus plotseling vijfdeklasser te worden. Dat was
voor velen moeilijk te verteren. De meningen bleken verdeeld. Wat wisten
wij eigenlijk van prof-voetbal af? Zouden wij hier, net als dat in het buitenland
het geval was, een stuk of zestien goede spelers kunnen kopen en die, als
een aparte groep werknemers, het veld in sturen, zoals je een terreinknecht
in dienst hebt, en daarnaast de oude club met haar oude idealen gewoon
handhaven? De prijzen voor spelers lagen toen nog niet hoog. Met een
ton kon je een ploeg kopen van de sterkte van het Nederlandse elftal. Maar
was dat wel uitvoerbaar? Ziet u het al gebeuren, dat bij ons, net als bij een
Engelse cricketclub, de gentlemen" door de hoofdingang van het clubhuis
het veld betreden en de „players" door de zijdeur? Een clubje in de club?
En dat in ons democratische A.F.C.!
Wat is wijsheid? Moesten we A.F.C. hoog opstoten tot een-duur-betaalde-
plaats tussen de topploegen van het Nederlandse voetbal of moesten we
tevreden en gelukkig zijn met onze eervolle en benijdenswaardige reputatie
van de gezelligste vriendenclub in de K.N.V.B. te zijn, die nog goed voet
balt ook? Een opiniepeiling onder een groep prominente A.F.C.-ers gaf ook
niet veel uitsluitsel. Die opiniepeiling vond plaats precies een maand nadat
de K.N.V.B. overstag was gegaan en men wist dus nog niet wat de conse
quenties zouden zijn. Toen langzamerhand het beeld duidelijker werd was
men unaniem van oordeel, dat A.F.C. amateur moest blijven, ook al gingen
oude clubs van ons niveau als Lotsy's eigen D.F.C., Vitesse, de club van
Just Göbel en Willem II wèl over naar het betaalde voetbal.
Als de kruitdamp op het voetbalslagveld wat is opgetrokken, moet de voor
zitter vanuit zijn Kapiteinshut in de November Schakel wel constateren:
„Ons eigen A.F.C. is niet zonder kleerscheuren uit de strijd te voorschijn
gekomen. Door een merkwaardige speling van het lot zijn wij nog het
zwaarst getroffen van alle Amsterdamse clubs. Laten we het maar medisch
103