Schakel van juni 1953 zegt de toenmalige voorzitter, die graag in beelden
spreekt, vanuitzijn Kapiteinshut: Het wordt tijd dat het K.N.V.B.-schip eens
op de helling wordt gezet en grondig wordt gereviseerd. Want voorlopig
beperken de reparatiewerkzaamheden zich tot het camoufleren van onwel
riekende plaatsen achter de schotten der argeloze onwetendheid". En hij
gaat verder: ,,En als het fooienstelsel, waarvan nu een deel der opvarenden
profiteert, vervangen wordt door een openlijke en redelijke bezoldiging, ko
men er ook in de inwendige dienst gezondere toestanden te heersen. Dit
alles is nog toekomstmuziek, maar eens zal dit werkelijkheid moeten wor
den."
Die werkelijkheid nadert dan met zevenmijlslaarzen in de vorm van de
N.B.V.B. Die knuppel in het hoenderhok veroorzaakt een heidens spektakel
en gekakel. In alle kranten en clubbladen wordt er over geschreven en wordt
ertegen gewaarschuwd. In dat concert blaast A.F.C. ook zijn partijtje mee.
In de Schakel van februari 1954 constateert onze Mixed Pickelaar Jo Wijnand
heel nuchter, dat er nergens een woord van afkeuring over het beroepsvoet
bal als zodanig klinkt; alleen angst van de clubs voor onberaden stappen
van hun spelers, dat wil zeggen voor overgaan naar de Beroepsbond. En
hij doet de suggestie, een enquête te houden onder de spelers van alle
eerste en tweede klassers. Want, zegt hij, die zijn meer representatief
voor het Nederlandse voetbal dan alle officials en journalisten bij elkaar. In
het daarop volgende nummer repliceert een medewerker op de ironische
toon, die al uit zijn pseudoniem „Shamateur" spreekt, dat het houden van
een enquête volmaakt overbodig is, want zij willen natuurlijk allemaal wel
betaald worden voor hun spel. Daar heeft hij wel gelijk aan, ofschoon het
spel van de meesten met een kwattareep al te rijk gehonoreerd zou zijn
Dan komt de Grote Julirevolutie en in de Juli-Schakel spreekt de voorzitter
er zijn voldoening over uit, dat het Bondsbestuur dan eindelijk aux grands
maux les grands remèdes heeft kunnen vinden en vérstrekkende besluiten
heeft durven nemen. En hij besluit: „Welke gevolgen deze omwenteling
voor A.F.C. zal hebben ligt nog in de schoot van de toekomst verborgen.
Eén ding staat vast: A.F.C. blijft A.F.C. en wat ook ooit gebeuren zal, wij
blijven fier ons rood-zwart dragen." Evenals in 1952 ligt hier ons standpunt
duidelijk vast.
In het volgende nummer geeft Jo Wijnand, als voetbalhistoricus niet te
102