Amateur - shamateur - semiprof - prof
3 juli 1954: De bom barst
De titel van dit stuk, dat de periode van 1950 tot 1955 van de A.F.C.-historie
moet beschrijven, doet wel even denken aan het aftelversje uit onze kinder
jaren: edelman, bedelman, dokter, pastoor; alleen zit er wat meer logica in
de volgorde. Immers, de weg van edelman, via bedelman en dokter, naar
pastoor kan nu niet bepaald een logische carrière genoemd worden, terwijl
de ontwikkeling van amateur via shamateur en semiprof naar prof voor de
hand ligt.
Ik mag hierbij ter verduidelijking wel even tussen twee haakjes er aan her
inneren, dat het Engelse woord sham als werkwoord betekent veinzen, als
zelfstandig naamwoord namaak en als bijvoeglijk naamwoord vals, schijn-,
Shamateur heeft dus met shame, schaamte, schande, niets te maken, of
schoon velen vinden dat deze status in de sportwereld, die overwonnen
scheen maar weer een bloeiend ondergronds bestaan leidt, wel ietwat be
schamend is. Maar dat is weer een ander verhaal.
Nu zullen vele jongeren zich afvragen waarom die periode van 1950 tot 1955
samengevat moet worden onder een titel die begint met amateur en eindigt
met prof. Wat heeft A.F.C. daar mee te maken? Het antwoord is nogal een
voudig. In deze periode werd het amateurisme, of wat daarvan toen bij vele
prominente clubs in den lande nog over was, losgelaten en deed het be
roepsvoetbal hier officieel zijn intrede. Een historisch gebeuren, dat in alle
geledingen van de Nederlandse voetbalwereld diep ingreep en de ernstigste
1950
1955
93