WIE had dat durven hopen
aan
enoëg
Kampioen!
a
9
Maarin die tijd gold nog het
„doelgemiddelde" bij gelijk aantal
winstpunten en waar toch dat na 22
wedstrijden bij ons tenslotte neer
kwam op één goaltje meer vóór en
drie goals minder tegen na twee en
twintig wedstrijden, speelden wij om
het landskampioenschap in uitver
kochte Stadions tegen Ajax, Wil
lem II, Go Ahead en Be Quick!
Inmiddels waren in de club twee
jongeren naar voren gekomen, die de
aangeboren gave hadden, om wat er
bij ons leefde, in woorden weer te
geven. Dat waren Sijmen Wit en Nico
Holtzappel. Schaf, die over een meer
dan gewone mensenkennis beschikte,
liet Sijmen Wit enige jaren later de
Schakel redigeren en wat zijn neef
Nico Holtzappel voor de A.F.C. be
tekende en betekent, behoef ik in dit
geschrift wel niet te schilderen.
Nico Holtzappel had uitstekend ge
debuteerd met een paar gedichtjes
over de Kerstwedstrijden en dat on
verwachte en ongedachte Kampioen
schap gaf hem de versregels in de
pen, waarmede hij uitriep wat in ons
leefde
JK kan geen woorden vinden
Het zit me tot m'n keel!
Ik klets maar in den blinde
Het is het is te veel!
JK lijk soms half bezeten,
En brul m'n blijdschap uit,
In wonderlijke kreten
En ketters vloekgeluid.
JK kan het niet geloven,
Ik kan er niks aan doen,
't Gaat mijn verstand te boven,
Wij WIJ zijn kampioen!
ln 't vorige seizoen?
Dat het nog zó zou lopen,
Dat wij dat zouden doen!
JJAT wij na lange jaren
Van taaie tegenstand.
Nog candidaten waren
Voor Kampioen van 't Land!
V
JTEN jaar later bracht Nico Holtz
appel zijn historisch geworden
„Afscheid aan Goed Genoeg", toen
wij door de Gemeente Amsterdam ge
dwongen werden, van die oude, ver
trouwde omgeving aan de Midden
weg, waar voor velen van ons een
brok jeugd ligt om nooit te vergeten,
naar de Zuidelijke Wandelweg te
verhuizen. Ik heb dat gedicht dit
is geen „vers" meer, maar een ge
dicht ook in vorige gedenkschrif
ten, die ik het genoegen had, voor de
club te schrijven, afgedrukt. De oude
ren mogen het me vergeven dat ik
het weer afdruk: Het te herlezen, zal
hen in gedachten weer even terug
brengen naar die onvergetelijke Mid
denweg en de jongeren zullen het
wellicht niet kennen. Hier is dan dit
afscheid
rJV zijn voorbij, de oude jaren
Dat wij nog tweedeklassers waren
En speelden achter „Goed Genoeg",
En dat wij met tevreden smakken
Een fikse borrel gingen pakken,
En dat we trainden in de kroeg
En in de Meer, bij „Goed Genoeg".
TJY, zijn voorbij, de ogenblikken,
Dat wij de appels gingen pikken,
Die groeiden achter „Goed Genoegf'.
Dat 's avonds wij in 't gras daar zaten
En stil Oostveen z'n appels aten,
Die smaakten na ons zwaar gezwoeg
Daar in de Meer, bij „Goed Genoeg".
TJY zijn voorbij, die leuke dagen,
Dat vreemden in de mesthoop lagen,
De mesthoop achter „Goed Genoeg?'.
En dat we ze op 't droge trokken
Met riemen en met lange stokken
Terwijl elk bakjes water droeg
Uit 't slootje achter „Goed Genoeg".
TJY. zijn voorbij, de ouwe tijden,
Dat wij nog speelden op de weide,
De lage wei van „Goed Genoeg"
Waar eenmaal wij triomfen vierden
En de rood-zwarte vlaggen zwierden,
Daar scheurt en snijdt de wreede ploeg
Ons levend land van „Goed Genoeg".
UN als wij straks in loges tronen,
Orkestfauteuil-gezichlen tonen
Als iemand om ons kaartje vroeg,
Dan denken wij aan d'oude jaren,
Toen er maar een paar banken waren,
De bankenrij, die ieder droeg,
De banken, voor elk goed genoeg.
VX/'IJ zien met weemoed langs ons glijden
De knusse, glorievolle tijden
Gesleten achter „Goed Genoeg".
Maar, welke bloei ons zij gegeven,
Wij krijgen nooit meer zo'n brok leven,
Als wij eens hadden laat en vroeg
Daar in de Meer, bij „Goed Genoeg".