HIJ WAS STEEDS OP ZIJN POST IN VREUGDE EN LEED De kinderziekten te boven 6 Vijf en twintig jaar later, bij ons Gouden Jubileum, weer in Bellevue, toen de altijd waaiende zeewind in onze contreien al vijf jaar ruiste door de al oude bomen boven zijn graf, werd van wijlen Schaf gezegd: I^EN is er die bij deze feestvreugd ontbreekt, Die deze dag niet mocht beleven! Wiens naam met A.F.C. met onbreekbare band Voor eeuwig te saam is geweven! Die man is Schaf Scheepens, een grootse figuur, Een werker die nimmer versaagde Die steeds op z'n post was in vreugde en leed Die bij wat hij aanpakte, slaagde Hoe prachtig heeft hij zijn club steeds geleid Hoe juist was zijn kijk op de zaken. Hoe tactisch wist hij bij een vurig debat Een eind aan de ruzie te maken. Hij was als een vader voor heel A.F.C. Bemind en geëerd als geen ander Niets was hem te moeilijk, geen werk was te zwaar, Hij bracht alles steeds voor elkander Als speler droeg hij onze kleuren met eer Als voorzitter was hij een wonder Zelfs aan de piano was hij eerste klas: Schaf Scheepens was werklijk bijzonder! Hoe werden zijn brieven niet hoog gewaardeerd, Wanneer onze jongens verloren Hoe haalde hij iedereen weer uit de put; Hoe kon zo een brief ons bekoren! Dan gaf hij, na tegenslag ieder weer moed, Hij gaf ons weer zelfvertrouwen, Hij gaf ons de kracht, om met ijzer geduld, Gezamenlijk verder te bouwen. Maar daarnaast, hoe kinderlijk blij kon hij zijn Wanneer hij ons elftal zag winnen! Wat was dan de stichter van A.F.C. trots Wat moest hij z'n club toch beminnen. Ook de bond heeft z'n werk ongemeen geapprecieerd, Zijn liefde voor voetbal, zijn leiding; Het bondsbestuur heeft hem tot ridder benoemd, Voorzeker een pracht onderscheiding! En daarop, als klap op de vuurpijl werd hij Toen ere-praeses der rood-zwarten, Er kwam er die avond geen eind aan 't gejuich Een elk gunde het hem van harte Na negenentwintig seizoenen gaf Schaf De voorzittershamer uit handen Hij droeg toen zijn taak aan zijn opvolger op, Maar nimmer verbrak hij de banden! Hij stond ons terzijde met raad en daad, De club aan de spits was zijn streven! Want Schaf was A.F.C. en A.F.C. dat was Schaf, Voor haar gaf hij, als 't moest, zijn leven! En toen 1940 gewerd ons 't bericht: Onze Schaf, onze Schaf was verscheiden, Een diepe verslagenheid heerste alom Bij zijn zacht en kalm verscheiden. En droef stonden wij allen toen geschaard om zijn baar, Een aantal bestuurders en leden En iedereen dacht, uit de grond van zijn hart Schaf Scheepens hij ruste in vrede! Vijftig jaar A.F.C. het gouden festijn, Dat zou onze Schaf vreugde schenken. Daarom willen wij, vanaf deze plaats, Zijn nagedacht'nis herdenken. Schaf Scheepens, gij zult ons een voorbeeld steeds zijn, Wij willen Uw voetsporen drukken, Met Uw beeld voor ogen, gaan wij weer aan het werk, Dan moet het ons zeker gelukken! Voor U, heeft de liefde en vriendschap voor ons En voor onze club voorgezeten, Wij zweren U hier, op dit grootse moment: We zullen U nimmer vergeten! Verheft U een ogenblik thans van Uw plaats; Wij willen hem hier memoreren! Met één minuut stilte, willen wij, devoot, Zijn nagedachtenis eren! TN 1900 smaakten Schaf en zijn makkers het genoegen, A.F.C. in de (K.)N.V.B. te brengen. Dat ging toen heel wat gemakkelijker dan thans, maar het bewees, dat de club de kinderziekten doorstaan had. Datzelfde jaar beleefde de geboorte van de jaarlijkse gebeurtenis, die later het reünistendiner en nog later het jaardiner zou gaan heten. Dat jaar voor het eerst kwam men op 18 Ja nuari bijeen. Vijf man, waaronder Schaf, Hein Brass en Jac. van Ooy. Maar een traditie was geboren en voor Schaf kon deze datum nooit on gemerkt voorbij gaan, daar zijn moe der hem hieraan trouw met een bloe metje aan het ontbijt herinnerde. Voor Jac. van Ooy moet dit 60- jarig jubileum toch ook wel een grote gebeurtenis zijn: Weinigen zal het in hun club gebeuren, dat zij zowel het eerste als het twaalfde lustrum mee- Er was een ander typisch iets die 18de Januari 1900. Toen is door die jongelui een liedje gezongen, dat nóg voortleeft in A.F.C.: Die A.F.C. luidjes met die rooie truitjes tra lallala-lala lala Neen, ik geef toe, geen poëzie om over naar huis te schrijven, maar voor gezonde jongelui beter begrij pelijk dan Lucebert. En zó zijn die woorden en die muziek in ons geheu gen gebleven, dat het nóg gezongen wordt en een blijvende plaats in onze

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1955 | | pagina 12