j\og vele jaren
A.F.C. moge in vele opzichten een benijdenswaardige vereeniging zijn, zij treft
het niet, dat haar gouden jubileum in een tijd valt, die ons groote beperkingen op
legt. Dat A.F.C. desondanks voorbereidingen treft voor een waardige herdenking
van haar gouden lustrum, typeert het aparte karakter dezer vereeniging volkomen.
Gaarne voldoe ik dan ook aan het door den A.F.C.-journalist, den Heer J. H. Wijnand,
tot mij gerichte verzoek, om een bijdrage voor het ter gelegenheid van het vijftig
jarig bestaan zijner club uit te geven gedenkboek te schrijven. Het biedt mij een
welkome gelegenheid enkele dingen aan het adres van de jubilaresse en tevens een
en ander in het algemeen te zeggen.
Ik verheug mij over dit lustrum, omdat ik weet, dat A.F.C. op het oogenblik een bloei
periode beleeft. Ik verheug mij daarover speciaal, omdat ik het hartelijk toejuich, als
het een lid van ons voetbalwereldje goed gaat. Er is echter te meer reden tot ver
heugenis, als het een lid is, dat bogen kan op een mooien en eervollen staat van
dienst, een lid, dat in onzen Bond op een bijzondere post staat. Amsterdam is een
van de groote bolwerken van de voetbalsport, een centrum, waaruit ook de Bond
krachten put, die voor het geheele Nederlandsche voetbal onontbeerlijk zijn. Na het
door het onvergetelijke R.A.P. verrichte pionierswerk, zijn daar op het einde der
vorige eeuw en in het begin dezer eeuw clubs ontstaan, die thans de hechte
pilaren vormen, waarop ons hoofdstedelijk voetbalbolwerk rust.
A.F.C. was de eerste, A.F.C. gaf den stoot, waarop later „Ajax", V.V.A. enz. en
wéér later Blauw-Wit e.a. volgden. Thans heeft men in Amsterdam de organisato
rische voorwaarden voor een goede verdere ontwikkeling, doch daarbij is een
groote taak aan A.F.C. opgedragen. Zij heeft vooral het contact met de jeugd van
de middelbare scholen en bij de gelukkige populariseering van ons spel willen wij
zeker die groep niet missen. Welnu, A.F.C. vervult in Amsterdam een belangrijke
missie. Ik ben voldoende met het Amsterdamsche sportleven op de hoogte om te
weten, dat A.F.C. dat goed doet.
Er mogen in die vijftig jaren korte periodes geweest zijn, waarin A.F.C.'s organisa
torische opzet niet steeds met volle ernst gericht was op de verbetering van het
spelpeil en het sterk maken van het eerste elftal (met als gevolg, dat in rang thans
een viertal Amsterdamsche clubs in den Bond hoogere plaatsen innemen dan A.F.C. 1)
sinds jaren mag gezegd worden, dat A.F.C. zich volkomen aangepast heeft en onder
deskundige leiding alles doet, wat noodig is om den leden datgene te bieden, wat
door een groote en goed georganiseerde club geboden kan worden. Dat daarbij
ook de volle aandacht besteed wordt aan de opleiding van de jeugd, getuigt van
een goed besef van de taak, die een club als A.F.C. te vervullen heeft. Dat een
vijftigjarige dat doet, een club dus met historie en traditie, een van de groote bou
wers van onzen voetbalwolkenkrabber, dat vervult mij met erkentelijkheid, want hoe
zeer alle leden van den Bond mij even na aan het hart liggen, tóch is er een extra
plaatsje voor de oude clubs, die de grondleggers waren en die ook thans nog
pal staan.