Het laatste jaar voor den oorlog bracht een nieuwe figuur in de vereeniging: trainer Donnelly werd machtiging gegeven, het eerste elftal persoonlijk op te stellen. Dit gaf nog aanleiding tot een buitengewone algemeene vergadering op 12 December 1938, waar verschillende meeningen naar voren kwamen, maar tenslotte overheerschte toch de opinie, dat, nu we voor het eerst een trainer hadden, die het blinde vertrou wen van spelers en bestuur had en het eerste het er buitengewoon goed afbracht, men beter dien trainer dan maar zijn gang moest laten gaan. Het eerste eindigde op de tweede plaats en vol vertrouwen ging men 1939/1940 in. XII. IN OORLOGSTIJD. De eerste A.R.O.L.-Zondag lag achter ons. Reeds was er gerucht van oorlog; op 28 Augustus werd het Nederlandsche leger gemobiliseerd onder die omstandig heden achtte het bestuur het niet verantwoord, de A.R.O.L.-bekerwedstrijden te doen plaats vinden en het programma van 3 September 1939 werd afgelast. Helaas bleek dit goed bezien te zijn, want op dien datum des middags om 12 uur beschouwde Groot Brittannië zich in oorlog met het Duitsche rijk. Men koesterde de hoop, buiten den oorlog te kunnen blijven. De neutraliteitsver- klaring van Nederland zou geëerbiedigd worden en het leven ging hier vrij normaal voort. In de voetballerij niet; hoewel zulks geheel niet noodzakelijk was, werd een noodcompetitie ingesteld, die aan de sportieve verwachtingen niet kon beantwoorden. De eerste klassers hadden n.l. gedaan gekregen, dat zij bij elkander bleven inge deeld. Doch de tweede en derde klassers werden op vreemde wijze dooreenge- haspeld en vormden werkelijk een soort noodcompetitie. Galavazi ging op het oorlogspad en bewoog hemel en aarde om de competitie- indeeling ongedaan te maken. Hij geraakte daarmede in conflict met Jac. Lamey, die in de Sportkroniek een artikel publiceerde om zich te verdedigen onder den titel „Gelijk Altijd Lijken Alle Verschijnselen Anders Zonder Insiders." Eerst snapte niemand die kop, maar na lang bestudeeren zagen we; dat de eerste letters van dat opschrift de letters van Galavazi's naam vormden. Schrijver dezes, die toen hoofd redacteur van de Sportweek was, en Gallis strijd in de pers steunde, antwoordde met een artikel Louter Arrogance Machtsmisbruik En IJdelheid hetgeen ook niet aardig was, maar direct begrepen werd. Het werd een ouderwetsche voetbalrel met urenlange vergaderingen en protestmoties. Wij maakten het in de pers zoo bont en namen den braven Otto de Vries zoo te grazen, dat de pers bij de vergadering van de Vereeniging van 2de, 3de en 4e klassers op het matje buiten moest wachten. Galli kreeg de geheele pers mede, maar... ook de Koningin der Aarde kreeg haar zin niet en de indeeling bleef gehandhaafd. Dit had nog een komische coincidentie. Want terwijl Galli alles probeerde om de indeeling geannuleerd te krijgen, deed ons eerste niets anders dan winnen. De Telegraaf schreef toen: „Het eerste elftal van A.F.C. behaalt iederen Zondag overwinningen, die de voorzitter van A.F.C. prompt ongedaan tracht te maken." Dat was in feite wel zoo, maar het ging niet om de knikkers, maar om het spel. Enfin, toen er toch niets meer aan te doen was, probeerden wij er het beste van te maken, door dan maar kampioen te worden. Donnelly ging ons verlaten en het elftal stond onder de training van Jo Broeksmit, die dit zoo energiek en flink deed, dat hij al gauw den bijnaam van „de Lotsy van A.F.C." verkreeg.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 83