de wedstrijden van de lager geplaatste eerste klassers en van de hooger geplaatste tweede klassers bestond weinig verschil. Vandaar dan ook, dat het publiek in steeds grootere mate naar de wedstrijden van het eerste ging kijken; bij wedstrijden als tegen D.W.S., H.F.C., de Volewijckers, D.O.S. etc. bestonden sfeer en entourage, die zeker niet onder die der gemiddelde eerste klasse wedstrijden lagen. Het leden tal nam voortdurend toe, het aantal elftallen groeide en er was veel reden tot satis factie. Het seizoen 1935/1936 was zelfs een uitzonderlijk goed seizoen. Wij behaal den toen niet minder dan vijf kampioenschappen: het derde, vierde, vijfde, zesde en de adspiranten IV eindigden als nr. 1 van de afdeeling. Op die gezonde basis kon gebouwd worden en in 1936/1937 slaagde het tweede elftal er weer in, de reserve eerste klasse te bereiken. Van Driel; Breedveld en Lohof; Thonus, Hermsen en Vaesen; Daan en Jan Uiterwijk, Nieuwkamp, Jaap Disselkoen en Jaap van Nek waren de spelers, die door een 31 overwinning in Hilversum op 't Gooi II het reserve eerste klasseschap heroverden. Voor Jaap van Nek was het een prachtige voldoening, dat hij eenige minuten voor tijd als aanvoerder het derde en beslissende doelpunt scoorde. Jaap en het tweede waren met elkaar vergroeid; tien jaar daarvoor had Jaap in het elftal met Alandt; de Haas en A. Ruys; Huyer, Duson en Breethoff, Robles, Stroobach, Grimberg en Romunde eveneens de promotie bewerkstelligd. Het vierde promoveerde dat seizoen naar den N.V.B., zoodat A.F.C. met H.V.V. de eenige tweede klassers in Nederland was met vier elftallen in den N.V.B. Deze successen moesten gevierd worden en het probate middel: de boottocht naar Hoorn, werd weer toegepast. Deze boottocht was zoodanig, dat nu nog, op lange winteravonden, Hoornsche vaders en moeders deze invasie beschrijven aan hun kinderen. En met glinsterende oogen zeggen de kleinen dan-. He toe, moeder, vertel nog eens van die krans bij het standbeeld van Coen en de ruzie met de politie. Het jaar daarop veroverde het derde definitief de door H.B.S. uitgeloofde Zilveren Kraai. Het derde liet het daarbij niet en promoveerde naar de reserve tweede klasse. Een ander aardig feit was, dat de juniores II de grootste overwinning behaalden, die ooit door de rood-zwarte kleuren bevochten werd. Zij wonnen den competitie wedstrijd tegen de J.O.S. juniores met niet minder dan 321. Het eerste maakte het niet zoo best in dat seizoen. Eerelid Charles Lungen bracht het in veiligheid door de winnende goal te scoren in den uitwedstrijd tegen H.V.C. in Amersfoort (12). Dit doelpunt was het zeshonderste doelpunt van Charles' voet. Maar naast die fraaie successen was er ook droefenis in de club, en eenige malen ging de clubvlag halfstok. Met het ouder worden van de club werden ook de leden ouder en vrijwel ieder seizoen verscheen het veelbeteekenende „In Memoriam" in ons clubblad, dat in 1937 van maandblad tot weekblad gepromoveerd was. Het is niet doenlijk, allen, die ons door den dood ontvielen, speciaal te memoreeren, maar de dooden van 1937/38 kunnen wij niet onvermeld laten. In tragisch snelle opvolging ontvielen ons ir. W. C. Kohier (Januari 1938), Jan Prent (Februari 1938) en Toon van Seventer (April 1938). Veel hadden zij voor de oude club gedaan; veel verloren wij met hun heengaan. Een jaar daarop ontviel ons o.a. de heer Langevoort, die in de twintiger jaren de eerste jeugdleider geweest was en als een tweede vader gold voor de adspiranten en juniores. In 1936 was Frits Bernhard voor goed van ons heengegaan en ieder jaar moest ons bestuur den droeven tocht naar Zorgvlied of Oud-Roosenburg ondernemen. 66

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 82