Wellicht zou het mogelijk geweest zijn, met meer tact van beide kanten, de kwesties te voorkomen. In wezen zat de zaak zoo, dat het Bestuur soms met vraagstukken worstelde, waarvan naar buiten niets mocht uitlekken, maar die het Bestuurslidmaat schap van A.F.C. allerminst tot een genoegen maakten. Een paar voorbeelden mogen illustreeren, waarvoor men soms kwam te staan. Toen A.F.C. 10 jaar aan den Wan delweg speelde, beriep de Gemeente zich op een bepaling in het contract en legde die zoo uit, dat wij ƒ5.000.huur inplaats van ƒ1500,moesten betalen. Van zekere politieke zijde werd zwaar tegen A.F.C. geageerd. Waarom mochten die „rijke lui zoontjes" zulke prachtige velden bespelen tegen een schijntje geld Die velden moesten maar aan den A.B.L.O. gegeven worden, dan konden de arbeidersjongens hun hart ophalen. Op den vooravond van het A.R.O.L.-tournooi 1930 toen wij midden in de onderhandelingen zaten om de obligatie- leening te verlengen, kreeg de penningmeester een tip, dat een booze obligatiehouder den volgenden dag tijdens het tournooi door een deurwaarder beslag zou laten leggen op de recette. Terwijl de vlaggen vroolijk wapperden en de stampvolle tribunes de wedstrijden volgden, stond de pen ningmeester met kloppend hart bij de controle uit te kijken naar een deurwaarder I Gelukkig werden al die kwesties en nog tallooze meer in voor A.F.C. bevredigende wijze opgelost, maar als een bestuur notabene voor zijn plezier en ontspanning zulke katjes te wasschen krijgt en de resultaten blijven op het veld maar magertjes (het tweede degradeerde in 1932/33 en het eerste raakte voor de zesde achtereenvolgende maal in degradatiegevaar I) en als dan de spelers, de goeden niet te na gesproken, te lauw zijn om op dure trainingsavonden te komenen als het dan nog economische crisis is en iedereen al zorg genoeg van zichzelf heeft, is het dan te verwonderen, dat een Bestuur kortaangebonden en ge- prikkeld wordt en misschien meer op scherp staat dan het zelf wel wilde „Tout savofr, c'est tout comprendre, tout comprendre, c'est tout pardonner I" Gelukkig was het niet alleen schaduw in die jaren er waren ook lichtplekken. Prachtig was de geste van eenige leden, die, toen in 1932 Blauw Wit definitief den A.R.O.L.-beker won, onmiddellijk een nieuwen beker aanboden Daverend was de vreugde, als het eerste weer in veiligheid kwam meestal in den laatsten of voorlaatsten wedstrijd meestal dank zij Charles Lungen; vaak tegen Zeeburgia (34 en 46). Ja, meestal dank zij Charles Lungen, die door zijn phenomenale capaciteiten A.F.C. voor de tweede klasse wist te behouden. Zijn werk is beloond door de hoogste onderscheiding, die A.F.C. kent; het eere-lidmaatschap. Hij was het tweede lid, dat die onderscheiding deelachtig werd door zijn presta ties op het groene veld; de eerste A.F.C.-er, die op grond van zijn spel eerelid ge worden was, was Piet Bos in 1929. Beide spelers hebben tevens, Charles tweemaal en Bos eenmaal den Nobelprijs 61

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 73