Wij komen thans aan a'e meest dramatische, maar wellicht in wezen ook de meest heroïsche periode in de geschiedenis van A.F.C. Aan het eerste elftal voltrok zich het noodlot, het kon geen goed doen. In de overgangsklasse kreeg het geen voet aan den grond en degradeerde voor de tweede maal achter elkaar. Ook het tweede, het troetelkind van de vereeniging, degradeerde. Het publiek liet ons volkomen in den steek en niet alleen, dat het onmogelijk was, om op de obligatieleening af te lossen, onze contante schuld liep op tot 10 mille. Het eenige dat in die jaren steeg, was onze schuld alles daalde verder. Onze prestaties, ons aantal elftallen, ons ledenaantal. Een groot aantal leden en het publiek dachten ons het lot toe van R.A.P. en Volharding. We hadden vijf jaar daarvoor de tweede klasse verlaten als geëerbiedigde, gevreesde en populaire club, we kwamen er terug als een verzwakte, vergeten en ontmoedigde club met een ondraaglijke schuldenlast. IX. WAT ONS REDDE. Maar ziet: in die jaren, die onder zulke omstandigheden voor talrijke clubs noodlot tig geweest zouden zijn, gebeurde bij ons het volgende: De A.C.C. werd opgericht, die in slechts enkele jaren eerste klas zou worden en het eens tot kampioen van Nederland zou brengen. De A.R.O.L.-beker werd ingesteld, die in slechts enkele jaren het beroemde Zilveren Bal Tournooi naar de kroon zou steken. De A.F.C. Schakel werd opgericht, die in slechts enkele jaren tot een van de beste club bladen van Nederland zou behooren. Is het teveel gezegd, dat die barre periode van 19201923 niet alleen dramatisch, maar ook heroïsch is? Welk een innerlijke krachten zijn in die jaren in A.F.C. los gekomen. Wat heeft A.F.C. in het leven van de trouw gebleven leden veel beteekend dat men zich zoo inspande Maar ook: Wat is A.F.C. een prachtvereeniging, dat zij de kopstukken in de leiding en in de ploegen zoo wist te inspireeren. Wat een werk is er toen verzet Want achteraf is het natuurlijk gemakkelijk om te wijzen op het succes van A.C.C., van A.R.O.L. en Schakel, maar dat wisten de initiatiefnemers ook niet, toen zij er mee begonnen. Zij zagen er middelen in, om het afglijden van de club te stuiten. Meestal worden namen genoemd bij successen. Laten wij dan ook niet vergeten namen te noemen van hen, die zwoegden om A.F.C. te behouden, die ploeterden alsof zij op een zinkend schip de lekken trachtten te dichten. In het bestuur streden o.a. Galavazi, Ernst van Ooy en Gé Bosch; in het veld waren het spelers als Piet Bos en Nic. Holzappel, buiten het veld een Tony van Lierop, die koppig volhielden. Nic. Holzappel moge als speler vergeten zijn zijn enthouiasme, zijn bezieling waren allen ten voorbeeld. In de Schakel electriseerde hij de trouw gebleven leden met zijn pakkende gedichten: zijn „By God! Wij laten niet verscheuren, die oude rood- en zwarte kleuren, die elk van ons bemint I" klonk ons als een gelofte in de ooren. Met het noemen van die namen weet ik, dat verschillende andere verdienstelijke leden ongenoemd blijven. Maar de genoemden hebben op ons als leden wellicht een dieperen indruk gemaakt dan de anderen. Galavazi om de stugge wijze, waarop hij werkte en begon te bouwen aan het A.R.O.L.-tournooi; Ernst van Ooy, die met een 50

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 62