ontvangen, teneinde deze aan een grondig onderzoek te kunnen onderwerpen, waartoe op een Alg. Vergadering niet steeds de gelegenheid bestaat. Waar het hier een zaak betreft, van zeer groot belang voor onze Vereeniging, zal Uw tegenwoordigheid op de Alg. Vergadering zeer op prijs gesteld worden." De opzet was degelijk en zat goed in elkaar, maar er was één groote „maar" aan verbonden: het feit, dat de leden, die geen obligatie namen, op de open tribune moesten zitten. Het is heel iets anders, of men leden, die op de overdekte tribune zitten op een drukken middag vriendelijk verzoekt plaats te willen maken, omdat er buiten nog publiek staat te dringen dan dat men leden verbiedt, op de over dekte tribune plaats te nemen, omdat zij geen ƒ250.kunnen betalen voor een obligatie. De gevolgen waren erger, dan men voorzien heeft. In de eerste plaats was het „verband" weg bij de thuiswedstrijden, de leden hadden geen contact met elkaar. Bij slecht weer was het voor de open tribune-leden een gek idee, om zelf een kaartje overdekte te moeten koopen en wanneer populaire clubs als Ajax en Blauw Wit kwamen, die een grooten aanhang hadden, dan voelden de open tribune-leden zich eerder bij een uitwedstrijd dan bij een thuiswedstrijd. Het groote verlies aan donateurs, dat wij leden, toen het eerste weer naar de tweede klasse duikelde, was voor een gedeelte dan ook toe te schrijven aan de splitsing, die er tusschen de leden gemaakt werd. Inmiddels gingen de bestuursplannen er vlot door; op de obligatieleening werd vlot geteekend en onder groote belangstelling werden de terreinen aan den Wandelweg op 4 December 1920 geopend. De groote stuwkracht bij de plannen en de uitvoe ring was Ir. W. C. Kohier, de stadsarchitect geweest, wien het eerelidmaatschap werd aangeboden. Het aantal eereleden was daarmede gestegen tot 10 n.l. J. Th. ter Veer (1904), G. N. Scheepens (1905), H. A. Brass (1905), B. Schrage (1907), W. v. Amstel (1909), A. v. Seventer (1915), P. H. Vermeulen (1915), J. C. A. v. Ooij (1915), A. J. J. M. van Gessel (1916), ir. W. C. Kohier (1921). Hoe groot de voldoening ook was over het tot stand komen van het nieuwe complex, men voorvoelde zeer wel de moeilijkheden, die het overplanten van den ouden boom met zich mee zouden brengen. A.F.C. was steeds een Watergraafsmeersche ver eeniging geweest en de afstand van Watergraafsmeer naar den Wandelweg was zóó ver, dat tientallen leden bedankten. Nieuwe aanwas kwam er voorloopig niet, want Amsterdam-Zuid bestond nog niet. De grens van de stad werd gevormd door de Lairessestraat en van ons veld af kon men lustig lijn 15 en lijn ló zien rijden. Verder dan het Haarlemmermeerstation reed geen enkele tram, het oude Stadion lag nog midden in het land. VIII. DE DEBACLE. Eén ding was er, dat kon zorgen de moeilijke overgangsjaren door te komen: een win nend elftal. Helaas, slag op slag werd verloren. Dick Doets had z'n been gebroken en kwam niet meer uit. Kooy hing de voetbalschoenen aan de wilgen, Addicks en Schetters werden onze kleuren ontrouw en zij, die hun plaatsen innamen, waren van goeden wille, doch nog niet op eerste klasse niveau. Roemloos degradeerde A.F.C. 49

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 61