zend dooden op de tribune, maar onze tien jongens vededigden iedere centimeter
gronds en toen het eind-signaal kwam was de stand nog 00 en A.F.C. Kampioen
der eerste klasse B.
Schaf, die op dien dag 7 April 1918 op den dag af 12y2 jaar voorzitter was,
stond stil en ontroerd op de tribune. Het feit, dat A.F.C. in twee en twintig wedstrijden
één doelpunt meer gemaakt en drie doelpunten minder doorgelaten had dan de
Spartaan, bezorgde ons de eer en de enorme financieele voordeelen, verbonden
aan het meespelen om het kampioenschap van Nederland. Vrouwe Fortuna maakte in
de seizoenen 1916/17 en 1917/18 veel goed, van wat zij ons in vorige jaren tekort
gedaan had. Aan Börnemann, Dick Doets, Dekker, Jaap Fischer, Toon Kooy, Piet
Bos, Wim Welsch, Addicks, Delsen, Jan Asscherman en Zweedijk was nu de taak op
gedragen, om zich die eer waardig te toonen. Onze tegenstanders waren Ajax, Go
Ahead, Be Quick en Willem II. Eigenlijk gezegd, begon A.F.C. deze competitie het
aangenaamst: kans hadden we toch niet, maar daarentegen hadden we de sympathie
van de groote massa, die altijd op de hand van de zwakste is.
Onder enorme belangstelling werd de kampioenscompetitie verspeeld; de twee
populairste Amsterdamsche vereenigingen moesten de eer van het Westen ophouden.
De belangstelling culmineerde natuurlijk in de wedstrijden A.F.C. Ajax en Ajax
A.F.C., die beide een zeer spannend verloop hadden en door onzen toenmaligen
buur beide met de odd-goal (10 en 43) gewonnen werden.
De beroemde match tegen Ajax uit, waar de onzen in de laatste minuten van 40 tot
43 inliepen, werd door Hoven in het Sportblad aldus beschreven:
„Na de rust werd 't spel eenigszins eentonig, want Ajax, nu gerugsteund door den
wind was verre in de meerderheid. De verdediging van A.F.C. hield toen echter dap
per stand totdat een zeer doortastend moment van Terwee en tenslotte een goed
schot van Van Dordt, den voorsprong van Ajax tot 40 opvoerde. Ook verder
bleef A.F.C. verdedigen, slechts sporadisch uitvallen ondernemend, die wel keurig
opgezet, maar niet krachtig genoeg doorgezet werden. Zoo ging 't kalmpjes door en
reeds telde men 40 of 50 dus doelgemiddelde 131, of 141 toen... er iets
heel onverwachts gebeurde en we plotseling uit onze genoeglijke overpeinzingen
opgeschrikt werden door een sensationeel einde.
Opeens deed Fons Pelder heel raar, of liever z'n karbonkel deed
gekke dingen en zoo kwam de kleine Asscherman plots ongehin-
deld voor Smit te staan. Deze schrok zich een halve stuip en
alsof het dagwerk was, plaatste het Asschermannetje 't leer in
de touwen. Hoera I riepen allen, ook de Ajax-aanhangers;
hoera dat is leuk, wei-verdiend, een goaltje tegen, ja, ja, veel
aardiger voor A.F.C.: zie je, dat houdt er den moed meer in voor
1919 werkelijk leuk I Zoo filosofeerden de sportieve Ajax-
supporters nog, toen datzelfde Asschermannetje al weer via
Pelsers steenpuist en den op den grond liggenden Smit ten
tweede male doelpuntte. Toen was de uitwerking toch anders:
een spontaan enthousiasme bij de A.F.C.-aanhangers, angstige
verbazing in 't kamp der Ajaxiden. En de Reds speelden in eens
als duivels, die voorhoede overdonderde de onthutste Ajax
achterhoede totaal en, waratjes daar deponeerde Zweedijk
40
"^5^5