sterker was dan nu. De Reserve Eerste Klasse bestond toen eerst kort en hiertoe be hoorden alle tweede elftallen van de toenmalige eerste klassers, plus A.F.C. II als eenig reserve-elftal van een tweede klasser. En deze tweede elftallen der eerste klassers waren destijds zeer sterk; de meesten waren pas uit de gewone tweede klasse (waarin ze tot dusverre altijd gespeeld hadden en dikwijls tot de allersterksten behoorden, ja vaak zelfs het afdeelingskampioenschap wisten te veroveren) in de nieuwe Reserve Eerste Klasse overgebracht. Elftallen als H.B.S. II, H.V.V. II, Sparta II, D.F.C. II en Quick II waren minstens even sterk, zoo niet sterker, dan de normale tweede klasser van dien tijd, en ook V.O.C. II en Haarlem II waren niet voor de poes. De zwakkere waren Velocitas II en Hercules II en ook wij werden hiertoe natuurlijk gerekend. Eigenlijk werden wij zoo'n beetje beschouwd als schurftige scha pen, die in deze elite-afdeeling niet thuis hoorden, en vooral tegen het einde van het seizoen, toen we kans kregen op de eerste plaats, konden we dit maar al te goed merken. Jonge, jonge, wat hebben al onze tegenstanders ons toen dwars gezeten en wat hebben we moeten sjouwen, vechten zou ik het bijna willen noemen, om onze kans op de eereplaats te behouden. Meestal wonnen we, als we wonnen, met pijlsnelle uitvallen van Grijseels; onze achter hoede zorgde dan voor de rest en het pleit was weer beslecht. Inmiddels waren onze diverse tegenstanders zoo vriendelijk geweest elkaar onderling voortdurend puntjes af te snoepen, en toen we nog drie wedstrijden te spelen hadden, kwamen we plot seling tot de ontdekking, dat we warempeltjes nog een klein kansje maakten op de eerste plaats, want we stonden No. 3 met Sparta II en D.F.C. II boven ons. Die drie laatste wedstrijden waren echter voor ons ook uitgerekend de allerzwaarste, want we moesten zoowel Sparta II als D.F.C. II op vreemd terrein bestrijden, terwijl we tenslotte thuis het waarlijk niet zwakke H.B.S. II kregen te bevechten. Practisch gesproken gaf niemand ons dan ook nog een serieuse kans. Vol goeden moed en vastbesloten onze huid zoo duur mogelijk te verkoopen, trok ken we met twee invallers naar Rotterdam. Het Schuttersveld was feestelijk getooid, want èn Sparta I èn Sparta III en Sparta IV waren kampioen, en wanneer Sparta II deze middag zou winnen hetgeen elke Rotterdammer natuurlijk als een vaststaand feit beschouwde zou ook het tweede elftal de kampioensvlag mogen hijschen. De maatregelen waren daartoe al getroffen. We voelden ons wat nerveus, waren min of meer onder den indruk, gelijk slachtvee, dat naar het abattoir vervoerd wordt. Sparta II kwam voor deze gelegenheid extra versterkt uit, met krachten als Swart- touw, Jurgens, Nieuwpoorts en zelfs met den gevreesden Jansen (Boerdam) in de gelederen. We begonnen wat onzeker en het eerste kwartier leek het, of we er dik in zouden gaan. In de achterhoede rammelde het leelijk, tot groote vreugde van de destijds beruchte Spartaansche jongenstribune, die overvol was. Toen echter kreeg dit deel van ons elftal zijn vertrouwen terug en het scheen dat voort te planten op onze voorhoede, die tot dusverre vrijwel werkloos was gebleven. Onze jongens onder namen eenige goede aanvallen en zoowaar weet een der invallers ons de leiding te geven. Dit gaf ons moed en hoewel Sparta door haar talrijke supporters hevig werd aangevuurd, wisten we den voorsprong zelfs te vergrooten (02). Na de rust kwam Sparta overweldigend opzetten, zelfs Swarttouw ging meer naar voren, doch wij van onzen kant haalden Kik Klomp naar achteren, die om in oorlogs termen te spreken dood en verderf onder den vijand teweeg bracht. Wij hielden 30

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 36