balclub inzag. Nóg is in A.F.C. niet vergeten de kar met twee paarden, welke com binatie den volke kond deed, dat Zondag a.s. A.F.C.D.V.S. gespeeld zou worden. Op de paarden zaten n.l. jockeys, gestoken in de kleuren van A.F.C en D.V.S. en de kar was volbeplakt met kleurige biljetten. Het was voor dien tijd eenvoudig een sen satie. Maar Toon van Seventer begreep toen al, dat „it pays to advertise". We moesten door de toenemende belangstelling van het publiek dan ook weer naar een ander terrein uitkijken en op 14 October 1906 werd onder groote belangstelling het terrein achter „Goed Genoeg" aan den Watergraafsmeerschen Middenweg ge opend. Daar achter „Goed Genoeg" heeft A.F.C. haar grootste jaren beleefd. Niet alleen, omdat wij daar zulke fraaie successen boekten, maar omdat wij daar ge durende een periode van circa zes jaar tot aan Ajax' promotie naar de eerste klasse onbetwist Amsterdams eerste voetbalclub waren. Succes spruit vaak voort uit een combinatie van min of meer toevallige factoren. Het feit, dat wij een goed en bijzonder homogeen eerste elftal hadden (op zichzelf ook vaak meer een kwestie van toeval dan van knappe organisatie) viel samen met het feit, dat A.F.C. geen concurrentie had. R.A.P., het oude, roemruchte R.A.P., was zwaar aan het aftakelen, Volharding was „nergens" meer; Ajax was nog heel aan het begin van haar opkomst en Blauw Wit was nog volkomen onbekend. Het Amsterdamsche publiek zag in A.F.C. de Vereeniging, die Amsterdam weer een eereplaats in de voet balwereld zou doen innemen. A.F.C. moest bereiken, wat R.A.P. in de negentiger jaren bereikt had, maar niet had weten te handhaven. Dan krijgt men het bekende verschijnsel, dat succes succes kweekt. Het succes van het „eerste" brengt mede, dat tal van jongeren zich aanmelden, want zij moeten ook die trotsche kleuren dragen en uit die jongeren komen dan weer de spelers naar voren, die het eerste elftal op peil kunnen houden. Wat echter niet, zij het ook slechts gedeeltelijk, aan een toevallige samenloop van omstandigheden toe te schrijven is, is het feit, dat wij een prima bestuur hadden. Daar zal ik nu eerst een paar staaltjes van vertellen; het zijn geen daverende feiten, geen principieele beslissingen o, neen, het zijn maar „kleinigheden". Maar „little drops of water, littele grains of sand, make the mighty ocean and the beauteous land". In die periode van geweldigen bloei besluit het Bestuur eindelijk, na lange aarze ling, om den eersten elftal-spelers vergoeding van 3e klas reiskosten te betalen. (We zijn nooit scheutig geweest met reiskosten, in 1911 mocht voor het eerst één lid der elftalcommissie op clubkosten mee, in 1912 werd het weer afgeschaft, in 1917 pas mocht het weer). En lees nu de geschiedenis van het A.F.C. -lam, dat zelfmoord pleegde. De notulen van de bestuursvergadering zeggen er het volgende van: „Op een middag na het oefenen was door de aanwezig zijnde leden vergeten, het groote net, hetwelk ach ter het doel gespannen wordt, op te halen en had een lam zich daarin zoo verward, dat het arme beest zich in een sloot woelde en daar jammerlijk verdronk. Oostveen eischt 15.schadevergoeding. Lang en breed werd er nu over gesproken of wij eigen lijk wel hiervoor aansprakelijk waren. Eenigen beweerden van wel, anderen van niet. Het resultaat was echter, dat wij ƒ15.wel wat veel vonden en zouden wij eens informeeren hoeveel zoo'n beestje waard is, daar wij dan misschien wel voordeeliger zelf een nieuw lammetje zouden kunnen koopen." 24

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 30