Hééé Was mijn overgrootvader zijn sportloopbaan ook niet begonnen in A.V.C. of C.F.A. of... even nakijken. Een oeroude kiek uit 1899 van den eerbiedwaardigen ouden heer, Ras Pingelaar, bevestigde mijn vermoeden hij was de eenige Abes- siniër, die voor A.F.C. uitkwam. Dat zou prachtig zijn. De kleinzoon van Ras Pingelaar als interviewer bij gelegen heid van het 100-jarig bestaan van A.F.C. en „Floep" zei mijn luchtmotor en voor ik verder kon en wilde denken hing ik aan mijn vleugels tusschen razende World- Post-Clippers en de luidruchtige Afrikaansche jeugd, die zich als gewoonlijk amu seerde met parachute-springen. Mijn doel was den Wandelweg in Amsterdam. De tocht verliep vrij vlot, want behoudens pech in de buurt van Spanje, waar bereid willige gemotoriseerde toreadors een lek in mijn linkerondervleugel plakten, kwam ik behouden aan op het onafzienbare vliegveld-dak van de Amsterdamsche Good Old Een charmant, doch kras en zindelijk oud heertje kwam direct op mij toegerend en ontdeed mij van vleugels, zendapparaat en zuurstofblik. Wij stelden ons voor en het zindelijke oude heertje bleek Willem van der Sloot te heeten. Op mijn „aangenaam" keek de heer van der Sloot teleurgesteld door zijn gouden bril en trok onverantwoordelijk wild aan zijn Ritmeester van negen cent van onbreek bare tabak. „Kende U mij niet Heeft U dan nooit in Addis Abbeba gehoord of gelezen van mijn wonderbaarlijke catch, in 1943 voor het Zaterdagmiddagelftal van A.C.C. Dat was een van de grootste sportgebeurtenissen uit de twintigste eeuw." „Mogelijk" suste ik, geheel onthutst door deze opzienbare onthulling. De heer van der Sloot bracht mij bij den general-manager der roodbaatjes. De ont vangst was zooals altijd, wanneer iemand gast bij A.F.C. is. Mijn gastheer zette onmiddellijk zijn electrische miniatuursigarettenfabriek in werking en weldra had ik de keuze uit Virginia, Turksche, Egyptische, Betuwsche en eigen teelt. Zoete herin neringen aan het fantastische peukjestijdperk versloegen weer eens de afgezaagd heid van de Virginia-sigaret. „Ik mag dan wel zoo vrij zijn, U eenige vragen te stellen betreffende de door U zoo feilloos geleide jubilaresse begon ik hoffelijk. De secretaris betoonde zich een en al bereidwilligheid. Het bleek, dat A.F.C. pretendent was naar den wereldtitel. Met de teams van Hono- loulou, Wladiwostock, Chicago Caledonians, Hangtsjousche Football Club, E.M.Y. (Eet Meer Ysco's-Noordpool) Bagdad Vooruit, Sydney Boys en Tsoenkingkwartier was reeds een competitie gaande. „Hoeveel elftallen heeft A.F.C. tegenwoordig „3Z8 seniores, 211 juniores en adspiranten en één veteranenteam onder leiding van Jan Mets, een heel verre bloedverwant van wijlen Arie Mets." Tersluiks greep ik naar m'n haren. Hemel, wat een club. Als ik toen geweten had, wat mij nog boven mijn hoofd zou hangen, had ik ongetwijfeld met iets van min achting gekucht, want de secretaris smoesde mij vertrouwelijk in het oor, dat ik nog wel andere dingen zou zien en hooren. „Gelukkig" dacht ik en wachtte gelaten mijn lot af. „Zal ik U dan eerst maar eens de terreinen laten zien sprak de secretaris en achteloos haalde hij een handle over. Ik had mij al eerder verbaasd, waarom het voetbalemplacement zich in een spoorwegnet verheugde, doch thans werd ook dit 201

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 245