A.F.C. 1995 Het was alles louter toeval. Als correspondent van de „Addis Abbeba Hourly Spor ting News Paper" had ik mijn vrijen Zaterdagmiddag. Totaal verdoofd door het dage- lijksche, eentonige geklik van super-Telexapparten en den stroom van berichten over onlusten tusschen Urk en Hawaii, stakende filmsterren in Stalingrad, opzienbarende ontvreemding van Hollands eerste kievitsei, plotseling verdwijnen van Toet-Ank- Ahmen uit zijn graf (het gerucht wilde, dat hij pas nu ontdekt had, dat hij zijn stam kaart moest inleveren) en vele dezer wereldberoerende evenementen, zette ik mij doodvermoeid op mijn, op 80 volt ingestelde temperatuursstoel. Maar direct daarna sprong ik van schrik met mijn geroosterde achterdeelen op, vloog via mijn 2000 lampskroon een eind de hoogte in en belandde tenslotte met een smak voor mijn televisie-apparaat, hetgeen juist ingesteld stond op de luisterrijke begrafe nis met 72.000 volgkoetsen van het fameuze, helaas te vroeg ontslapen wonderkind Tirly Shemple. Daar dit niet direct mijn voldoende interesse had, draaide ik aan de diverse knoppen en via de met water-tractors bewerkte Chineesche rijstvelden, de eenige, waar de rijst verpakt en geprijsd per pond uit den grond komt, doch waar tot mijn leedwezen nog steeds enkele „Japs" rondkropen, beleefde ik vluchtig een bij eenkomst in Parijs van oud-strijders der Maquis, vervolgens een populaire reportage van een overval door kidnappers onder leiding van den kleinzoon van Cal Apone om via de onthulling van een gedenkteeken ter eere van het eerste Zweedsche wittebrood te belanden bij een vrij luidruchtige folkloristische dans op het Rembrandts- plein te Amsterdam van zwarte palingventers uit de veertiger jaren. „Ha" dacht ik, „Amsterdam, die schoone stad aan het Y I" en met een slinkschen draai van mijn „far distance eye" verzeilde ik aan den Wandelweg. Logisch; mijn over grootmoeder was immers Amsterdamsche en het bloed vliegt waar het per trekschuit niet naar toe kan gaan. Maarwat ontwaarde ik tot mijn groote ontsteltenis. Vijftig a honderdduizend vlaggen vlogen in mijn oog, of beter gesproken in mijn ooggolfbreker en deden mij verbaasd staan. Deden ze weer aan politiek in Amsterdam Was er weer een rood-zwarte bewe ging, die de boel kwam versieren En juist, toen ik een nieuwe veronderstelling waagde en meende, dat er feest gevierd werd omdat op de noodrantsoenkaarten een gratis uitdeeling van Lucas Bols producten was geannonceerd, constateerde ik de groote letters A.F.C., waarbij elke letter gevormd werd door in de lucht zwevende groepen dames leden. Mijn encyclopedie lichtte mij in. Ik bladerde: A.F.C. wat kon dat zijn Amsterdamsche Fuif Club Neen, onmogelijk natuurlijk; Amsterdamsche Fish Combinatie uitgesloten; A.F.C. Amsterdamsche Football Club, opgericht 1895. 200

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 242