IV. NAAR DEN N.V.B.
Men had uit de resultaten van 18991900 zooveel moed geput, dat men durfde in te
schrijven voor de competitie van den N.V.B. Het ging toen heel wat gemakkelijker dan
tegenwoordig. Wanneer men zich sterk genoeg voelde om in den N.V.B. te spelen,
dan schreef men in en werd door den grooten Bond met open armen ontvangen I
Van 2e klasse A.V.B. naar 2e klasse N.V.B. „il m'y avait qu'un pas" en we schijnen
wel zoo aan die tweede klasse N.V.B. verknocht geraakt te zijn, dat we van de 45
seizoenen, die we in den N.V.B. hebben doorgebracht, 40 seizoenen in de 2e klas uit
kwamen. Deze inschrijving in den N.V.B. curfde men ook daarom aan, omdat men een
niet onbelangrijke versterking had gekregen. „S.I.O.D." (Scoren is ons Doel) meldde
zich en bloc bij A.F.C. aan, waardoor men zelfs met twee elftallen kon uitkomen.
Dat uitkomen van het tweede elftal was echter te hoog gegrepen. Het werd ingedeeld
in de 2e klasse B van den A.V.B. en beha aide daar 0 punten uit 6 wedstrijden, met
een doelsaldo van 102. Gemiddeld werd dus iedere wedstrijd met 010 verloren.
De comparanten in deze afdeeling waren Volharding III, Ajax en D.O.S.B., de oude
club van Jan Buijs.
Het eerste debuteerde in den N.V.B. niet fraai en eindigde op de één na laatste
plaats met 3 punten uit 8 wedstrijden en een score van 940.
De eerste paar jaar van de twintigste eeuw waren niet gemakkelijk voor A.F.C. De
club bestond nu een jaar of zes, zeven en de jongens, die haar opgericht hadden,
werden jongelui, die hun carrière gingen volgen. Reeds in die jaren bleek, dat Over-
zeesche Gewesten met name Nederlandsch Indië ons meer „concurrentie" zou
den aandoen dan de concurreerende clubs bij elkaar. Zoo vertrokken Jac. van Ooy,
een lid der familie Klomp, de Gebr. van der Linde, de Beus, Brandts e.a. naar het
buitenland en het viel niet mee, maar èèn-twee-drie plaatsvervangers te vinden. Verder
sukkelde A.F.C. met een pijnlijk gebrek aan contanten. Er is een cynisch gezegde: „De
meeste menschen hebben tot hun 35ste jaar met geldzorgen te maken; daarna zijn
ze er wel aan gewend 1" Wel, A.F.C. als jeugdig clubje, was er nog niet aan gewend
en de eerste penningmeesters die we versleten, met name ons eerelid Ter Veer,
hebben heel wat afgetobd I In 19021903 was de situatie zoo precair, dat A.F.C.
niet eens met elftallen kon inschrijven voor den Amsterdamschen Voetbalbond.
Maar dat de redding nabij is als de nood het hoogste is, heeft A.F.C. in haar avontuur
lijk bestaan al zoo vaak beleefd en zoo was het ook in dat seizoen 19021903. In
het begin van haar bestaan, was al contact geweest met cricketers en men zal zich
herinneren, dat in 1897 het cricketen bij „Volharding" afgestemd was, omdat men
vreesde, dat de toentertijd machtige club ons ook op voetbalgebied zou annexeeren.
Maar nu deed zich een andere gelegenheid voor en die kans greep men met beide
handen aan. Men had veel contact met de cricketclub „Olympia" en na eenige ge
combineerde ledenvergaderingen van A.F.C. en de cricketclub „Olympia" werd be
sloten, elkaar zooveel mogelijk te steunen.
Des zomers zouden de A.F.C-ers bij Olympia gaan cricketen en des winters zouden
de leden van Olympia bij A.F.C. gaan voetballen. Dit gaf een sterke aanwas van
leden, hetgeen onmiddellijk verbetering bracht. Het eerste elftal zag er toen als volgt
uit: Burgers, v. d. Lee en J. Odink; Scheepens Jr., G. Klomp en Scheepens Sr.,
M Voor de volledige lijst van bestuursleden zie men de bijlage.
17