ons kuisch etui wilden opzoeken verraste onze leider ons met uitnoodigingskaarten voor een gemaskerd bal. Samen uit, samen thuis. Ik ging mee. Terpsichore bleek voor deze gelegenheid de beschikking te hebben over eenige wel zeer groote, ineenloopende zalen, waar wij elkaar spoedig kwijtraakten. Om vijf uur of omstreeks dien tijd heesch ik mij naar mijn hotelkamer op, van ons vijftal bleek ik het eerste thuis te zijn. Op uiteenloopende tijden verschenen wij nog eenigszins vermoeid aan de ontbijttafel. Onze aanvoerder had het ontbijt inmiddels in een hotel tegenover het onze genuttigd. Op de vraag of hij indien hij daar had gelogeerd, in ons hotel zou hebben gefrühstückt, antwoordde hij bevestigend. Ik heb niet geweten dat er zooveel kleine stations en spoorhalten waren tusschen Keulen en Dusseldorp vóór dien Zondag, toen wij dit traject per boemeltrein aflegden. Er gingen wel sneltreinen, maar wij waren blijkbaar per abuis in den verkeerden trein verzeild geraakt. Het gevolg was, dat wij laat op de plaats van bestemming aankwamen. Via een haastige lunch de kellners hadden het zoo druk, dat wij lucht voor hen waren, gingen wij met een op niet bepaald eenvoudige wijze ge charterde taxi naar het Stadion, althans tot een plek circa een kwartier gaans daar van verwijderd. Verder mocht er van de verkeerspolitie niet worden gereden. Op den breed voor ons liggenden prachtigen drogen macadamweg, die rechtstreeks naar het Sportpark voerde, mochten wij ons ook niet wandelend voortbewegen, want het was een rijweg, waarop wij begrepen er niets meer van het evenmin geoorloofd was te rijden. Over een parallel loopend modderig ruiterpad bereikten wij de arena, de wedstrijd was intusschen al begonnen. Wij hadden gereserveerde plaat sen, de mijne was nog niet ingenomen, want zij bevond zich achter een pilaar, of beter gezegd een in barokstijl opgetrokken omvangrijke colonne, die bijkans de helft van het strijdperk aan het oog onttrok. Van den zich daarin afspelenden titanen kamp heb ik, ondanks geestdriftig heen en weer schuiven op mijn zetel, niet veel gezien, maar ik was hierover niet verstoord, daar ik allang begrepen had, dat onze reis heelemaal niet om den wedstrijd begonnen was. Na afloop was er, vanwege de kolossale drukte, geen tram of taxi te krijgen en wij besloten den afstand naar het station het was bijna twee uur gaans te voet af te leggen. Uit de verte was te zien, dat onze door bouwland geflankeerde weg een groote bocht maakte en een aantal onverlaten meende de route te kunnen bekorten, door dwars door te steken. Nauwelijks had ik de hoop uitgesproken, dat wij den hoofdweg zouden blijven vol gen, of daar kwam de fout, ook onze leider dook in de prut. Het was een rood achtige, vette substantie, die het loopen in hooge mate bemoeilijkte. Wij tobden achter onzen voorganger aan, oh, oh, wat zagen wij er uit, toen wij na deze afsteek- manoeuvre den hoofdweg weer bereikten. Wij moesten opschieten. Terwijl de recht- streeksche voetbaltrein naar Holland omstreeks zeven uur vertrok, moesten wij al eerder weg. Wij haalden den trein en wij behoefden onderweg slechts tweemaal over te stappen. In Arnhem hebben wij een uur in de stationsrestauratie gezeten, waar onze leider nog een paar poeiers aan het bedienend personeel uitdeelde, van wege het onverzorgd schenken van het bier. In het holst van den nacht stoomden wij Mokum binnen. Ik kan wel zeggen, na bijkans anderhalf etmaal aan een stuk te hebben gelachen. 190

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 230