ons stationwaarts. Het was de hoogste tijd. Binnen een kwartier zou onze trein ver trekken. Ook ging er nog één een circa twintig minuten later, maar dat was een spe ciale rechtstreeksche voetbaltrein naar Dusseldorp, tegen goedkoop tarief. Wij hadden een D-trein, moesten weliswaar onderweg overstappen, maar wij waren dan ook voor zien van echte internationale reisbiljetten. U kent ze wel, die boekjes, waaruit voor elk bepaald parcours een blaadje door den controleur wordt uitgescheurd en welke je al direct in een buitenlandsche stemming brengen. Voor het passeeren van de grens waren wij door den specialen trein al gelapt, die ondanks later vertrekken, belang rijk eerder in Dusseldorp was, maar daarom niet getreurd, als je maar lol hebt. Ik vergat nog te vertellen, dat wij volgens het programma naar Keulen doorreisden. Op den vooravond van den internationalen wedstrijd zouden wij in Dusseldorp in de menigte oplossen; in Keulen hadden wij meer de ruimte. In den trein maakten wij kennis met een Keulenaar, die, te oordeelen naar zijn vlot optreden, ons een ge schikte vraagbaak leek. De goede man was zoo vriendelijk ons eenige zaken op te noemen waar wij ons zouden kunnen diverteeren, andere lokaliteiten die hij met „Neppgeschafte" aanduidde, ons bepaaldelijk ontradend. In Keulen aangekomen, losten wij aan het station onze credietbrieven in en togen naar het hotel, waar onze leider vroeger reeds eenige malen gelogeerd had, inderdaad een voorname gelegenheid. Het hotel stond bekend voor zijn uitstekende keuken, dus gingen wij ergens anders eten. Wij hadden trek gekregen, onze kapitein eveneens en hij be stelde dan ook iets zeer exclusiefs voor zichzelf. Toen zijn manschappen klaar waren met eten, moesten zijn schotels nog opgediend worden, wat hem luide protesten ontlokte. Inmiddels had hij den wijn afgekeurd, deze zou naar de kurk smaken. Wij kregen nieuwe. Nadat wij allen den inwendigen mensch versterkt hadden, maakten wij ons op voor het bezoek aan een music hall, waar een soort revue werd gegeven. De zaal was afgestampt, maar door energiek optreden van onzen toeverlaat, werden voor de eerste rij een vijftal stoeltjes en een tafeltje opgesteld, zoodat wij bijkans op het tooneel zaten. Op aanraden van onzen leider zouden wij een mengsel van rooden en witten wijn en champagne of te wel Löwenblut drinken. Om het geheel, geserveerd in een omvangrijke bokaal, waaruit wij onze kelken vulden, werd gebanzaaid. Ik zweette bloed. In de laatste ronde tippelde ik er uit. Ik meende nu in alle gemoedsrust nog eenige bekers van het kos telijke en kostbare vocht en tegenlijk een gedeelte van de werkelijk voortreffelijke voorstelling te kunnen savoureeren, maar onze aanvoerder besloot anders. Wij moes ten den tijd „ausnützen" zei hij en na een inspannend verblijf van nauwelijks een kwartier in dezen tempel des vermaaks, rukten wij op naar een cabaret annex dancing. Dit was uitgerekend de tent, waarvoor wij gewaarschuwd waren, als zijnde het grootste Neppgeschaft van Keulen. Ik vermetelde mij hierop nog te wijzen, maar tevergeefs. Wij moesten en zouden er heen. Voorzichtigheidshalve meende ik mij al daar tot enkele whisky-soda's te moeten beperken. De anderen dronken sekt en waren aldra omringd door eenige vakkundige aanmoedigsters, die het aantal ledige flesschen fluks deden stijgen. De afrekening dreigde in de war te loopen, onze leider sloeg hoofdelijk om, zoodat de whisky's vrij prijzig voor mij werden. Een verdere beschrijving van dezen frivolen avond zal ik maar achterwege laten, daar ik anders te veel plaatsruimte in dit boek zou vragen. Ik wil volstaan met te zeggen, dat het wel iets kostte, maar wij hadden mateloos pleizier. Toen wij ruim na middernacht 189

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 229