er wel bij. Ook A.F.C. heeft een graantje meegepikt en alsoch neen, laat ik vart
dit onderwerp maar afstappen, het begint op een financieel verslag te gelijken,
waarmede ik de jaarvergadering al zoo vaak heb verveeld, al mag niet worden ont
kend, dat velen het risico niet namen, doordat zij het bezoek aan deze bijeenkom
sten overlieten aan enkele getrouwen, die, daarnaar te oordeelen, dat ik mijzelf
altijd nog wel kon verstaan, beleefd toeluisterden, althans mij de gelegenheid gaven
een reeks van cijfers in den kortst mogelijken tijd op te dreunen.
Indachtig het aphorisme, dat het verblijf op dit ondermaansche er niet vervelender
op zou worden, indien een ieder die niets te zeggen heeft, zijn mond hield, deed ik
wellicht het verstandigst er maar mee op te houden, doch dan zou ik mij er wel
erg gemakkelijk van af maken, ten koste van den samensteller van dit jubileumboek,
dien wij er toch niet alleen voor kunnen laten opdraaien. Kon ik nu maar eenige
belangwekkende bijzonderheden uit mijn voetballoopbaan opdiepen I Maar ook dat
is niet het geval, om de eenvoudige reden, dat ik het nooit tot een noemenswaar
dige hoogte heb gebracht. En toch schep ik op mijn eenigszins geavanceerden
leeftijd er een kinderlijk genoegen in af en toe nog eens een balletje te trappen. Aan
het „al doende leert men", begin ik langzamerhand te twijfelen, mede door de veel-
vuldiger terugkeerende uitlatingen van mijn teamgenooten, die, als de geest vol
komen over hen vaardig wordt ze eens erg grappig willen zijn, mij aan het verstand
meenen te moeten brengen, dat ik het voetbalspel tot een bespotting maak. Maar
met dit al hebben wij met ons veteranengedoe reuze lol, ik althans zeer zeker. Het
geheim van mijn nog geregeld meespelen wil ik wel ontsluieren. Vele jaren geleden
heb ik mijzelf tot aanvoerder van de veteranen gebombardeerd. Sindsdien neem ik
de wedstrijden aan, stel het elftal op en ook mezelf. Het systeem werkt feilloos, tot
nu toe heb ik mij nog steeds gehandhaafd. Binnen afzienbaren tijd speel ik mijn drie
honderdsten veteranenwedstrijd en dan laat ik mij huldigen.
Al maar doorpeinzend hoe ik nog tot eenige uitbreiding van dit stukje kan geraken
schieten mij een paar aardige belevenissen in A.F.C.-verband te binnen. B.v. de wed
strijd DuitschlandNederland, dien ik in gezelschap van en geruggesteund kortom
vertroeteld door een viertal met zorg geselecteerde clubgenooten heb mogen bij
wonen. Een onzer werd tot tourleider benoemd en ik wil vooropstellen, dat wij ons
over de keuze geen moment hebben te beklagen gehad. Onze ïeider, aan wien wij
de volstrektste gehoorzaamheid verschuldigd achtten, gaf zich in elk opzicht voor
honderd procent en liet de tocht van begin tot eind op de meest variabele
wijze verloopen. 's Zaterdagsmiddags omstreeks twaalf uur waren wij met z'n
vieren doodgewone reisgenooten bij Scheltema op het Damrak gezeten en nadat
wij eenige ververschingen tot ons hadden genomen, schreed onze organisator op de
hem eigen waardige wijze het café van samenkomst binnen. Het verschil in rang en
stand kwam al direct tot uiting in de kleedij, meer en in het bijzonder in de hand
bagage. Terwijl wij reeds aanwezigen voor deze kortstondige reis met een klein
valies meenden te moeten volstaan, had onze chef d'équipe zich met een fraaie,
lichtgele varkenslederen tasch van werkelijk indrukwekkenden omvang uitgedost,
waarop de etiketten van vele in aanzien zijnde continentale hotels niet ontbraken.
Nadat onze leider ons nog op verschillende punten had gerustgesteld, spoedden wij
188