OVERPEINZINGEN
een puist en rende met een gil het huis weer in. Ten slotte werd Hans Bosch, toen
nog maar een broekie, hem gewaar en in triomftocht werd Huppelmeyer op de
schouders gedragen over de Apollolaan, uitgeleide gedaan door een keur van
slagersjongens en schooljeugd. De geschiedenis van dit heerschap duurt nog voort,
want later heeft men hem in het water gegooid en was het inmiddels duizendkop
pige publiek getuige van de redding met een bruggehaak. ledereen meende met een
echt mensch te doen te hebben; Hans kunstmatige ademhaling toepassend en luis
terend op zijn borst of het hart nog wel klopte. Groote agenten er bij die de vreugde
weer kwamen verstoren en dat was voor ons het einde van „Huppeltje", die ettelijke
A.F.C.-ers menig gezellig uurtje had bezorgd.
Zoo kunnen wij doorgaan. Moeten wij soms uitwijden over de technische details
van pestertjes, mies en mous, vierballen, bridgen, ping-pong, vlotbrug, kienen, voetbal,
cricket, honkbal, botteren, touren, jazz muziek, tooneelspel, voetbaltennis, athletiek,
indoortraining, schaatsenrijden en ik weet al niet meer voor sporten en spelen, die
men bij A.F.C. in die vijftig jaar heeft beoefend. Het zou te veel zijn.
Koddige situaties, geestige gezegden kunnen nooit zoo beschreven worden als je
persoonlijk meemaakte. Mijn bedoeling was slechts een kleine greep te doen uit het
zoo rijke en gezellige A.F.C.-leven. Wij lachen altijd en het is gezond. Of het nu over
de neuzenclub gaat, met een borreltje of zonder drank, A.F.C. en vroolijkheid waren
steeds' synoniem.
Wanneer we straks de eerste klas bestormen, iets, waar zoo langzamerhand geen
mensch meer aan mag betwijfelen, zal je ons kunnen hooren, vèr buiten de gren
zen van Mokum.
Juist daarom schreef ik die eerste vier aanvangsregels. Erasmus mag het vreemd
vinden, vroolijk te zijn, wij niet; het is ons geleerd door Schaf, zijn broers, de van
Ooys, Piet Vermeulen, de Bosschen, en enfin, waarom noem ik eigenlijk namen
Door alle anderen, teveel om op te noemen.
En verdient een goed voorbeeld geen navolging
WIM STAATS.
Wanneer ik mij nederzet om te voldoen aan het vriendelijk verzoek een bijdrage
te leveren voor het Gedenkboek, wekt de gedachte bij mij op ik hoor 't borre
len iets te vertellen uit mijn penningmeesterschap. Hieruit is nu echter niet veel
vroolijks te verhalen, waarmede ik niet wil zeggen, dat het werk zelf mij geen vol
doening heeft geschonken. Integendeel, ik heb de functie altijd met genoegen waar
genomen, maar ik ben er toch wel eens kregel van geworden na al die jaren geen
betere financieele uitkomsten voor mijn vereeniging te hebben kunnen verkrijgen.
Evenwel moet worden toegegeven, dat de laatste twee, drie jaren een gunstige uit
zondering vormen op de aaneenschakking van deficiten. Bij gebrek aan wat beters
holt het publiek in dezen oorlogstijd naar de voetbalwedstrijden en de clubkas vaart
187