noodlottig gevolg, dat hij den bal tegen zijn kiezen sloeg en er eenige zoodoende verloor. Minus een vóór- en een hoektand speelde hij, na korte onderbreking verder en als klap op de vuurpijl werd hij als unicum in Holland liggende en duikende op de mat via zijn rug door een hoogen bal gebowled. Over pech gesproken. Ook de Dames in A.F.C. hebben altijd een allercharmantste rol gespeeld. Vol mede leven en altijd present. Op honkbal en voetbal na, hebben ze steeds allen betracht de emancipatie trouw te blijven. Cricket, vlotbrug, kienen, bridgen, mies en mous, ter wijl er wel bij geweest zijn, die eenigen invloed hadden op de elftalcommissie I Ze gebruikten echte mannelijke uitdrukkingen, in het nette wel te verstaan. Er moest bij de eerste officieele damescricketmatch getosst worden. Zooals gewoonlijk vroeg de aanvoerster der thuisclub: „Kop of... eh...? Tja, dat was nou een moeilijk ge val. Dat andere woord was onder dames wel wat gênant om zóó maar te noemen. Maar snel vond ze een „handige" uitweg door te zeggen: „Kop of kruis?" „Kop" antwoordde de andere aanvoerster. Het geldstuk draaide door de lucht en kwam kop te liggen, waarop men het volledig eens was, dat laatstgenoemde dik winnaar was I I Ik zou niet volledig zijn, wanneer ik vergat te vertellen van de beroemde „Huppel- meyer". Die goeie, ouwe Huppelmeyer was een stroopop, ontworpen en keurig aan gekleed door ondergeteekende, bedoeld als een huiselijke Sinterklaassurprise en ge modelleerd en beschilderd door onzen vrind Ab Haalmeyer. Sinterklaas was reeds lang voorbij en de levensgroote pop lag hulpeloos en afgedankt in een hoek, niet half vermoedend, welk een groote rol hem nog was toebedacht. Op een Maandag avond dacht ik bij mijzelf, dat het vast wel grappig zou zijn, die pop op mijn schou ders naar clubavond te sleepen, maar in de buurt van Eggers meende ik, dat het geestiger zou zijn onze „Huppel" achter het stuurrad in de wagen van Gé Bosch te zetten. Eenige A.F.C.-ers werden ingelicht en met ongeduld werd op het klokje van 1 uur gewacht. Eindelijk kwam Gé Bosch als een der laatsten Eggers uitstappen. Heel A.F.C. was op de been. Gé liep rustig naar zijn wagen, schrok, maar lachte natuurlijk hartelijk om de mop. Tot nu was dat alles niets bijzonders, ware het niet, dat er ploseling twee agenten op ons af kwamen stormen, met gummiknuppels zwaaiend en de ruggen van eerbiedwaardige A.F.C.-ers onzacht bewerkend. De jongeren smeerden hem als de blisksem. Ik hoor, op een behoorlijken afstand ech ter, nog agent Bier (What's in a name) brullen: „Dat gedonder hier iederen Maan dagnacht moet maar eens uit zijn". Maar hier hadden ze niet op den waard, niet Pyl, maar de Groote Meester Alfred Sabelson gerekend. Deze maakte een eind aan de vertooning, door zich vrijwillig te laten arresteeren. Wij, gerustgesteld door de idee, dat het zaakje thans in prima vertrouwde handen was, naar huis en Fred tus- schen twee naijverige Hermandads als gijzelaar naar bureau Overtoom. Het was Fred wel toevertrouwd en een door hem, naür ik goed herinner, uit 6 foliovellen volgetikt rapport bezorgde den overgevoeligen dienders een welverdiende schrob- beering. Ondertusschen was Gé Bosch met Huppelmeyer naast hem naar huis gereden. De zoo'n tumult teweeggebrachte stroopop werd naast de auto geplaatst en toen de volgende ochtend Mevrouw Bosch de garagedeuren opende, schrok ook deze zich

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 226