ranten beneden de 12 jaar steeds grooter. Dit zijn echter jongelui, welke nog niet aan competitiewedstrijden mogen deelnemen, zoodat zij alleen op Zaterdag- en Woensdagmiddag op onze velden mogen rondfladderen. In laatstgenoemd seizoen echter hadden wij hieruit reeds een elftal gevormd, dat verschillende wedstrijden speelde tegen dito elftallen van andere vereenigingen. Het pleit voor het materiaal, dat wij onder deze jongelui bezitten, dat zij de enkele wedstrijdjes meestal in hun voordeel beslisten. Reeds einde 1942 begon de stroom van jongelui, die lid van de A.F.C. wilden wor den, den vorm van een lawine aan te nemen. Echter met dit verschil, dat een lawine alles met zich meesleept en vernietigt, doch in dit geval door ons werd opgevangen in een organisatie, welke zich hierop reeds van te voren had ingesteld. Deze orga nisatie noemt zich „De Jeugdcommissie", die weliswaar het centrale punt onzer Jeugdafdeeling vormt, doch welke zonder de prettige samenwerking met en mede werking van ons Bestuur zeker niet tot de prestaties, welke geleverd zijn, zou zijn gekomen. Daar wij wel wisten, dat ons voor het seizoen 1943/1944 heel wat meer werk te wachten stond dan in vorige jaren, hebben wij reeds vroegtijdig de noodige maat regelen voor dit seizoen getroffen. Toen wij de circulaire van den Voetbalbond ont vingen, om het aantal onzer elftallen, dat aan de nieuwe competitie zou deelnemen, op te geven, hebben wij er alvast rekening mede gehouden, dat de stroom van nieuwe leden nog wel zou aanhouden. Wij gaven derhalve aan den Bond op 3 Junioren- en 11 Adspirantenelftallen (5 in de oudere groep en in de jongere). In- plaats van het toetreden van jongelui te bevorderen, moesten wij dus overwegen, om den stroom af te dammen. Daartoe zijn de volgende maatregelen genomen. Ten eerste heeft de Enquête-Commissie van het Bestuur opdracht gekregen in haar be oordeeling van nieuwe leden strengere maatstaven aan te leggen. Ten tweede kan een nieuw Junior- of Adspirant-lid eerst worden aangenomen, na dat een klein voetbal-examen is afgelegd en doorstaan. Tevens wordt door onszelf aan het einde van elk seizoen nog een selectie toegepast, zoodat eventueele onge- wenschte elementen uit onze Vereeniging worden verwijderd, of aan spelers, waar van de voetbalcapaciteiten beneden nul staan genoteerd, wordt medegedeeld, dat zij niet meer voor de elftallen in aanmerking kunnen komen. Ondanks deze beperkingen, blijft het aantal jeugdleden stijgen en in September 1945 bedroeg ons jeugdledental 319, n.l. 218 adspiranten en 101 juniores I Zooals reeds gezegd, hadden wij reeds vroegtijdig de organisatie van ons Jeugdwerk bekeken, en daarbij ook geconstateerd, dat wij als Jeugdcommissie (bestaande uit 5 leden) nooit alleen alle wedstrijden zouden kunnen bijwonen. Dit had tot gevolg, dat wij eens eerst onze voelhorens uitstaken bij diverse oudere A.F.C.-ers en vaders onzer jongelui, of zij niet ook animo hadden en de capaciteit bezaten, om in ons Jeugdwerk behulpzaam te zijn. Hier en daar bleek ons, dat deze animo wel bestond, zoodat wij tenslotte een vijftiental heeren uitnoodigden in vergadering bijeen te komen. Tijdens deze vergadering hebben wij onze bedoelingen uiteengezet en de te ver richten werkzaamheden besproken, zoodat wij aan het einde van dezen avond een „Jeugdleiders-Instituut" hadden gevormd, bestaande uit 15 Jeugdleiders. Dank zij de 178

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 218