een dergelijk debuut. De geheele week was ik ten volle geconcentreerd op dien wedstrijd. Je speelde jezelf reeds geheel „in" voor de wedstrijd op het veld begon, waarmede ik tevens wil zeggen, dat goede concentratie onmisbaar is. Het aan- vangssignaal van den wedstrijd moet het sein zijn om af te kunnen reageeren, hoe je naar den strijd verlangd hebt. Dat is het gezonde enthousiasme. Wij verloren slechts met 21 tegen een elftal, dat in dat seizoen landskampioen werd met spelers als van Heel, van Male, Paauwe, Dijke, v. d. Heide etc. en ik mag zonder overdrijving zeggen, dat ik er veel toe heb bijgedragen, de score zoo laag te houden. Ik speelde één jaar in de eerste klasse en in de degradatie wedstrijden, waarna ik op eigen verzoek terugging naar de toenmalige K.N.V.B.-junioren van 18 tot 20 jaar. Mijn toetreden tot A.F.C. is wel zeer eigenaardig gegaan. Ik speelde toen in de reserves en werd toch gekozen om het doel van het Amsterdamsche Elftal te ver dedigen. In dit elftal was Charles Lungen aanvoerder. Aan het diner na afloop zat ik met Galavazi en Charles Lungen. De sympathie, die ik reeds jaren voor A.F.C. koesterde deed mij besluiten overschrijving naar A.F.C. aan te vragen. Mijn eerste wedstrijd voor A.F.C. was in het A.R.O.L.-tournooi en of het zoo moest zijn, de demi-finale ging tegen mijn oude club Blauw-Wit, waarvan wij na verlen ging eervol verloren. Nadien hebben wij nog verschillende successen behaald; o.a. het kampioenschap. Helaas troffen wij het niet, omdat het noodcompetitie was en promotie niet mogelijk was. Twee keer behaalden we in spannende competities de tweede plaats. Het grootste moment was voor mij, dat ik de eer had de eerste A.F.C.-aanvoerder te zijn, die den A.R.O.L.-beker in ontvangst mocht nemen: de wedstrijden om den A.R.O.L.-beker 1943 liggen nog te versch in het geheugen van ons leden om daar verder over uit te weiden. Toen is echter weer eens overduidelijk aangetoond, dat er op een goede basis veel te bereiken is. TIES GERRITS. 175

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 211