vonden kan worden voor de training. Dit is een punt, waar wij ten opzichte van andere groote clubs eenigen achterstand hebben. Dat zoo'n selectiecommissie wel eens voor moeilijkheden staat, bewijst het volgende geval: Met drie kameraadjes speelde ik mijn proefwedstrijd, met ons drieën slaagden wij, doch groot was onze verbazing, dat onze vierde vriend afgewezen werd. Na 10 minuten spelen was hij reeds „gekeurd" en niet goed bevonden. Zoodat hij hef na een jaar nog eens probeerde echter wéér zonder resultaat. Hij ging naar een kleinere club en speelde daar verder, totdat hij zich 7 of 8 jaar later opnieuw maar nu als volwassen speler aanmeldde: thans met succes Immers, die speler kwam zoo naar voren, dat hij het hoogste behaalde, wat een voetballer bereiken kan: de oranjetrui I Hij werd een der beste kanthalfs van Nederland. Dit levende voorbeeld van hetgeen vasthoudendheid vermag, is de bekende international Ko Stijger I Hoe moeilijk het werk van een jeugdselectiecommissie is, bewijst het bovengenoem de geval overduidelijk. Verheugend is het te constateeren, dat de animo om toe te treden tot A.F.C. zoo groot is, doch zou een goede selectie niet aanbevelenswaardig zijn Ik meen stellig van wel. Hier speelt kwaliteit zeer zeker een grootere rol dan kwantiteit. Zoodoende zou de taak van den trainer vergemakkelijkt worden en zou er meer tijd aan de toekomstige spelers individueel besteed kunnen worden. Hoe trots was je, wanneer je trainer je een pluim gaf, of hoe dankbaar was je hem, wanneer je de eer had van hem onderricht te ontvangen of aanwijzingen. Hij im mers was je leeraar op het voetbalveld, een echte „Engelsche voetballer" dien je gehoorzaamde. Dit paedagogisch optreden is van zeer groote waarde voor allen, een trainer moet iemand zijn, wien je je grieven kunt toevertrouwen en bij wien je zelfs je hart kunt uitstorten. Het staat mij nog duidelijk voor den geest, dat ik tijdens een trainingswedstrijd een aanmerking maakte en de trainer mij, hoewel ik eerste elftalier was, van het veld zond. Deze daad sierde den man als trainer-paedagoog. Dat zoo'n trainer van onschatbre waarde is voor een vereeniging toonde de trainings avond overduidelijk aan en de resultaten van Ajax en Blauw Wit zijn bekend genoeg, om zulks te bevestigen. Het beginsel „trainen" laat je, als je er jong aan gewend bent, niet meer los. In ons eerste elftal zien wij dat aan spelers als de gebr. ter Horst, Geluk etc. Het trainen zal onvermijdelijk tot succes moeten leiden. Goed ge trainde en goed opgeleide spelers bezitten meestal de hardheid, welke bij een ste- vigen voetbalwedstrijd noodzakelijk is. Trainen bij sneeuw, vorst of hagel was voor ons jongeren geen beletsel toch te trainen. De lezer zal bemerkt hebben, dat ik steeds weer terug kom op het onderwerp trainen, doch ik wil juist de sluier even oplichten: Immers is volgens mij dit de factor, waardoor voor onze vereeniging de deur tot de hoogste afdeeling gesloten bleef. Is de training vroeger bij ons speciaal voor de jeugd niet veel te kort ge daan Ik geloof stellig van wel. Daarom is het verheugend te kunnen constatee ren, dat er tegenwoordig veel goed werk bij de opleiding der jongeren wordt verricht. Indien op deze wijze wordt voortgegaan, zal succes niet uitblijven. Wat nu verder mijn eigen voetbalherinneringen aangaat: mijn eerste optreden in de seniorwedstrijden geschiedde op nauwelijks 17-jarigen leeftijd, toen ik met Blauw Wit I naar Rotterdam ging om tegen Feijenoord te spelen. Zoo'n dag om nooit te vergeten, 174

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 210