ren, dat A.F.C. des zomers onder de kleuren van „Volharding" zou gaan cricketen.
En terecht; want Brass c.s. zagen in, dat, indien wij des zomers zouden cricketen bij
het veel sterkere „Volharding", de geel-blauwen ons geleidelijk ook op voetbalgebied
zouden annexeeren.
Neen: A.F.C. moest A.F.C. blijven en zichzelf een plaatsje onder de zon veroveren.
Typisch, althans beoordeeld naar de huidige omstandigheden is, dat men dit o.a.
trachtte te bereiken door des zomers door te voetballen. Zoo hield men de schaapjes
bij elkaar en alles werd beter geacht dan bij de concurrentie te gaan cricketen.
Het dappere volhouden van Scheepens, Brass, Bernhard c.s. deze mannen hebben
als jongelui over buitengewone organisatorische capaciteiten beschikt, bleef niet onbe
loond. Bij het ingaan van het seizoen 1897/98 beschikte A.F.C. over 42 leden. De
competitie werd gesplitst met het gevolg, dat A.F.C. slechts 4 tegenstanders kreeg, n.l.
Swift II, E.D.O. II, Volharding II en de Germaan. Dit kwam natuurlijk de voetballerij
allerminst ten goede, doch men was hiertoe overgegaan, om verschillende vereeni-
gingen, die daartoe den wensch te kennen hadden gegeven in de gelegenheid te
stellen, zoowel in den N.V.B. als in den A.V.B. uit te komen. Een rare regeling, maar
in dien prillen voetbaltijd gebeurden er wel meer rare dingen. Zoo werd op 23 Jan.
1898 A.F.C.Quick II door A.F.C. reglementair verloren, omdat A.F.C. geen doelpalen
op het veld had I
In hetzelfde seizoen werd vriendschappelijk „gematchttegen Alcmaria Victrix in
Alkmaar. Van dezen wedstrijd is een verslag bewaard gebleven en het volgende
uittreksel geeft een aardig beeld van de voetbaltoestanden in dien tijd:
„Het kleedlokaal lag midden in de stad en het speelveld er buiten, zoodat wij in onze
indecente costumes door Alkmaar moesten marcheeren, weshalve ons werd verzocht
om, teneinde het kiesheidsgevoel van de goede Alkmaarders niet te veel te kwetsen,
een omweg te maken buiten om de stad. Hierbij zou ons de ontvangstcommissie
voor verdwalen behoeden. Toen echter de heeren op het vastgestelde uur niet ver
schenen, begaven wij ons door de stad naar het veld, zooveel mogelijk onze bloote
deelen onder jassen en andere bedekselen verbergende".
Het vervolg op dien wedstrijd was echter, toen in 1898, vrijwel identiek met hetgeen
zich thans nog bij A.F.C. voordoet.
Leest U maar:
„Na afloop trokken wij weer door de stad naar het kleedlokaal, waar Alcmaria zich
later bij ons voegde en toen ging men aan de bitter. De stemming werd fideel; men
zong, speechte en deed alle dingen, die bij zulke gelegenheden gebruikelijk zijn.
Onder het gaan naar den trein was men nog al opgewonden. In den trein zongen wij
ons heesch en stelden ons aan als gekken, om in Amsterdam als nette jongelui naar
huis te gaan."
Inmiddels blijkt uit het feit, dat we uitgenoodigd werden voor vriendschappelijke
wedstrijden „buiten de stad", dat A.F.C. eenigszins begon mee te tellen. Bij de eeuw
wisseling stond A.F.C. in de 2e klasse A.V.B. bovenaan, al moest tenslotte de vlag ge
streken worden voor Swift. In dat jaar (vijfjarig bestaan) werd voor het eerst de ver
jaardag van de club eenigszins feestelijk herdacht, zoodat 1900 eigenlijk het ge
boortejaar is van onze latere reunistendiners.
16