Voor een voetbalclub is de leeftijd onbegrensd.
De voetbalsport toch zal zich niet gauw door een
ander openluchtspel laten verdringen en zoolang
de voetbal rolt zal A.F.C. blijven voetballen. Dit
gedenkboek zal dan ook door andere en wel in
diamant, platina of andere metaalsoort worden
gevolgd en de toekomstige voorzitter, waarvan
de overgrootvader nog geboren moet worden,
zal nog eens de 199ste Algemeene Vergadering
openen met een opwekkend woord tot de leden
om de herdenking van het tweede eeuwfeest
van A.F.C. op waardige wijze te vieren. Op dat
feest zal dan ook nog de naam van Jo Wijnand
worden gememoreerd als de samensteller van
„Het Gouden Boek", welk boek zoo'n nuttige
wegwijzer zal zijn voor toekomstige geschied
schrijvers.
De toekomst van een voetbalclub lijkt mij inte
ressant. Spreekt men nu reeds, dat er geen af
standen zijn (alhoewel het op 't oogenblik
een puzzle is je per tram te verplaatsen)
hoe zal 't dan wel in de verre toekomst er uitzien. Dan speelt de opvolger van
Arie Mets Zaterdagsmiddags even een veteranenwedstrijd in Londen om klokke
6 uur weer achter z'n borreltje in Huize Pijl te zitten. Een Stadion voor 60 duizend
toeschouwers zal overbodig zijn, omdat men een belangrijken wedstrijd per televisie
in zijn huiskamerstoel zal kunnen bekijken.
Voor A.F.C. ziet de toekomst er gunstig uit. Steeds zal er strijd bestaan, welke onont
beerlijk is en waarvan het competitie-wezen en eerzucht de stimulans zijn. Achter de
groene tafel zullen steeds problemen moeten worden opgelost, problemen welke niet
altijd eenvoudig zijn, maar toch steeds hun oplossing zullen vinden.
Zooals zoovele andere vereenigingen, verkeert ook A.F.C. in terreinnood. Een ver
huizing staat voor de deur. Dat vraagstuk zal niet anders kunnen worden opgelost
dan met steun van overheidswege. Omtrent dezen steun hebben wij Amsterdammers
de laatste 20 jaren niet te klagen gehad en ik wensch in verband daarmede een
naam uit het jonge verleden te noemen en wel dien van den stadsingenieur wijlen
W. C. Kohier, die zich zoo beijverd heeft voor terreinuitbreiding en aan wien niet
alleen A.F.C. doch de geheele Amsterdamsche Voetbalsport, veel dank verschuldigd
is. Moge zijn werk door anderen, zoodra dit weer mogelijk is, worden opgevat en
met dezelfde resultaten worden bekroond.
A.F.C. 't ga U goed en schenk aan nog vele anderen dezelfde vreugde en vriend
schap, welke wij ouderen hebben mogen' beleven.
J. C. A. VAN OOY.
172