en aan den grooten ijver, waarmede de geheele ploeg werkte, hoewel Ajax in zijn geheel een sterkeren indruk had gemaakt. Het Sportblad kon nu schrijven: „Weten Toon Kooy en de zijnen dezen speelvorm te bewaren, dan doen zij een uitstekende gooi naar het Nationale Kampioen schap" Wie had dat van die lastige outsider kunnen denken Toen kwam N.A.C. aan de beurt, onder de oogen van een kleine 25.000 toeschou wers werd in het Stadion nog beter werk geleverd. We versloegen N.A.C. met 20 en waren hiermede, na 4 wedstrijden, waarbij de A.F.C. alle kampioenen had ontmoet, zonder dat het één hunner gelukt was de B-kampioen te slaan, nog ongeslagen. Ajax 5 3 2 0 8 12—6 A.F.C. 4 2 2 0 6 4—1 Slechts één goal tegen in deze 4 wedstrijden, een mooier resultaat was voor de ver dediging nauwelijks denkbaar, zoodat deze tot de sterksten van het land gere kend werd. Inderdaad, er was door het heele team hard gewerkt en laten we eerlijk zijn, hef geluk had ons tot nu toe niet den rug toegedraaid. Maar niet alleen dat, ook de A.F.C.-familie met haar grooten aanhang, zij allen hadden het mogelijke en onmo gelijke gedaan om dit succes te helpen bereiken, door de spelers aan te vuren, wan neer het noodig was en dan kon hét op de tribunes spoken, was er leven in de brou werij en het lawaai niet van de lucht. Hadden we succes, dan gingen hoeden, stok ken en wat niet al de lucht in, rondedansen werden gemaakt op en naast de ban ken, enfin U kent dat wel. En ging door tegenslag bij de spelers de fut er wat uit of had een speler een inzinking, hij werd door een aanmoedigend woord er weer bovenop geholpen en stond zijn mannetje. Ja, dat was van dat echte A.F.C-gedoe van de eerste soort. Ik kwam in dien tijd bij iemand, hij woonde ook in Zuid en die wist me te vertellen: „A.F.C. heeft Zondag zeker in het Stadion gespeeld Ik vroeg hem toen, of hij er dan geweest was. Dat niet was zijn antwoord, „maar er is verleden Zondag in het Stadion zoo ontzettend hard gebruld en zooveel lawaai gemaakt, dat kan niet anders, dat moet wel A.F.C. geweest zijn". Dus oude garde, jonge kerels van toen dit was jelui succes en daaraan hadden de spelers steun. Na deze afdwaling weer terug tot den strijd, het was A.F.C. op z'n best en het Sport blad schreef: „A.F.C. ontwikkelt een zoo geweldige geestdrift, demonstreert een zoo danige wilskracht en verstaat daarbij bij uitstek de kunst van verdedigen tot de laatste seconden, dat het elftal der Reds eenvoudig tot iedere verrassing in staat is". En deze verrassing kwam promptde volgende week verloren we, nog wel thuis, van Be Quick met 23 (rust 21). Een geduchte tegenvaller. Maar daarom niet getreurd, dat heeft de A.F.C. voor dergelijke dingen nimmer gedaan, het kon ook niet altijd meeloopen. Elke week een zware wedstrijd, waar bij de druk op de verdediging op den duur feitelijk te groot werd en de voorhoede niet voldoenden voorsprong gaf door doelpunten te maken. De kans op de eerste plaats was geducht verminderd. De volgende wedstrijd tegen N.A.C. in Breda. Alles wat A.F.C. was en kon, ging mee. Een gereserveerde wagon, volgeladen met A.F.C.-ers trok Zaterdagmiddag reeds naar het Zuiden, de wagen werd met ontzettend gejuich te Tilburg uitgehaakt en ge koppeld aan den sneltrein EindhovenBreda. De schare werd op de Academiestad 166

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 202