en moesten oppassen dat die niet al onze glazen bier
enz. leeg dronken (ondanks hun training).
Dan denk ik aan de supporters:
als de heeren Van der Schaaf en Holtzappel, om
maar enkele namen te noemen, welke vermoe
delijk thans nog bij de meeste leden wel be
kend zullen zijn.
Dan denk ik aan het aantal van meer dan honderd
supporters waaronder Kees Oostveen, dat in strenge
koude mede naar Rotterdam trok waar de wedstrijd
niet doorging omdat het veld was afgekeurd;
Dan denk ik aan den Burgemeester van Watergraafs
meer de Wit, die steeds present was, ook bij het
tweede elftal, meestal vergezeld van zijn zoontje en
den Inspecteur van politie Biere.
Aan dien Zondagochtend, toen ons tweede tegen
H.V.V. II speelde en de straffe wind des burgervaders
hoed over het veld deed vliegen, zoodat diens kale
schedel aan het ongure weer was blootgesteld. Aan
La Chapele die den hoed opdook en eerst eens over den schedel van den burger
vader wreef, waarna hij hem den hoed op het hoofd drukte. Wij wisten niet goed,
wat voor een gezicht we moesten trekken en dachten niet anders of La Chapelle
zou door Biere worden ingerekend, maar het liep nogal los, er gebeurde niets.
Dan denk ik aan onze kroeg het „Rechthuis" in de Meer, waar we na afloop der
wedstrijden altijd samenkwamen en bij het binnentreden de kreet weerklonk „Evert
uit je hol", waarop de kellner getrouw met twee bladen volgeladen met diverse
keelsmeersels kwam aandraven. Soms stonden de bladen al op tafel voor ons klaar.
Ze wisten toen nog wat ons toekwam.
Daar werd over de wedstrijden nageboomd van andere partijen, uitslagen ontvan
gen enz. De tegenpartij werd daarbij meestal eveneens uitgenoodigd, want we
konden tegen óns verlies. Menig lied is door ook ten beste gegeven, waarbij
H. Hollander ook een werkzaam aandeel innam, met zijn soms sentimenteele soms
ondeugende liedjes.
Dan denk ik vanzelf aan dien clubgeest, welke altijd bleef heerschen ongeacht of
er gewonnen of verloren was. Aan de trouw en het zwoegen van vele stille werkers,
waardoor het mogelijk is gebleken dat een klein clubje kan uitgroeien tot een groote
club, met meer dan twee dozijn elftallen zooals thans het geval is- met een ge
schiedenis van een halve eeuw, waar we steeds met genoegen, soms met weemoed,
maar ook met trots op terugzien.
Dan denk ik dat ik al te veel van Uw geduld heb gevergd en het hoog tijd wordt
het kaleidoscoopje te sluiten en te eindigen met den wensch dat we spoedig weder
mogen krijgen winnende elftallen, vooral het eerste natuurlijk, aangemoedigd door
duizenden getrouwe A.F.C.-ers, vanuit de verte gevolgd door vele oude vrienden,
waaronder
ALBERT VAN GESSEL.
149