een stuk zand een lap half afgebouwde straat desnoods. Je kon hollen en vliegen
en „goals" maken en „Matchen" tegen andere jongens.
Clubs werden opgericht. Het Amsterdamsche R.A.P. was snel naar voren gekomen en
speelde een domineerende rol in de Nederlandsche voetbalwereld. Volharding deed
weinig voor R.A.P. onder en dan waren er A.V.V., E.D.O. en Swift.
Clubs verrezen als paddestoelen uit den grond en zoo besloten de jeugdige vriendjes
Gerard Scheepens en Frits en G. Bernhard in Januari 1895 eveneens een voetbalclubje
te gaan oprichten. Ze vonden al gauw kameraadjes, die met hen mee wilden doen:
Jan Hylkema was van de partij, Hein Brass, Frits Timpery iets later Jacques van
Ooy, ter Veer de „club" was opgericht.
lederen Zaterdagmiddag werd vergaderd; thuis bij den ouden heer Bernhard in de
kelder, waar een oude waschmand als vergadertafel dienst deed. Ja, hoe richt je nu
eigenlijk een voetbalclub op Dan begin je toch met een naam en met een veld.
Beide attributen voor een voetbalclub bleken niet zoo bar eenvoudig te vinden te
zijn. Over den naam werd door de jeugdige vriendjes danig gehaspeld. De één
stelde den naam „De Trappers" voor, de andere „Minerva", weer een ander „Cleo
patra", tot Schaf op het idee kwam, de club de Amsterdamsche Football Club, de
A.F.C. dus, te noemen. Een naam, die van evenveel zelfvertrouwen, als kijk op de
toekomst getuigde.
Het terrein baarde nog meer moeilijkheden. Het Centrum van het Amsterdamsche
sportleven was toen het Willemspark. Wel, de jongelui gingen daar ook spelen,
maar de „levensruimte" die zij zich daar wisten te „veroveren" was aan den krappen
kant. Het „terrein" was een driehoekig veldje (ongeveer tusschen de huidige Oranje
Nassaulaan en de vijver van het Vondelpark). Het was aan de Zuidzijde 50 meter
breed en aan de Noordzijde 30 meter. Om het schoons vierkant te maken, werd de
cornervlag op de straat geplant, zoodat de spelers den weg op moesten, om een
corner te nemen.
Zoo ging het A.F.C.-scheepje onder „commando" van J. Hylkema (voorzitter), Frits
Bernhard (secretaris), Vorkink (penningmeester), G. J. Bernhard (commissaris van mate
rieel) en G. N. Scheepens (commissaris) in zee. Hoe kwam het, dat dit scheepje niet
strandde? Tientallen, honderden clubjes zijn opgericht hoe komt het, dat van al
die clubjes A.F.C. zich wist te handhaven, wist uit te groeien tot een der grootste
en populairste vereenigingen van Amsterdam, die het brengen zou tot de wedstrijden
om het hoogste, dat wij kennen op voetbalgebied, het kampioenschap van Neder
land Omdat de jongens, die A.F.C. in dat grijze verleden oprichtten, het „in zich"
hadden omdat zij organiseeren konden en wisten wat volhouden beteekende. Men
heeft zich in de bewogen eeuw, die wij het ongenoegen hebben om te beleven, wel
eens smalend uitgelaten over hen, die het maatschappelijk ver wisten te brengen.
Maar van die vijf jongens, die het eerste bestuur van A.F.C. in het oprichtingsjaar
1895 vormden, werd er één een secretaris-penningmeester van den N.V.B. en later
directeur van het Feyenoord-Stadion; een ander een der bekendste figuren op Beurs
en politiek terrein in de hoofdstad; een derde een bekende persoonlijkheid in de tabaks
wereld. Zij hadden iets in zich. Zij toonden dat als jongens in hun A.F.C. Zij wilden,
wat ze wisten en wisten wat ze wilden.
Het beste bewijs hiervoor is, dat zij niet alleen aan het spelen van wedstrijden dach-
13