en
In de vele speeches en artikelen, betreffende onze vereeniging, welke wij gehoord
en gelezen hebben, gewaagt men dikwijls van al het lief en leed, dat wij gezamen
lijk in onze A.F.C. beleven.
Een van de frappantste voorbeelden hiervan schiet mij te binnen, nu ik mij neder
gezet heb om mijn bijdrage te leveren aan de schat van herinnerinqen in ons
„Gouden A.F.C.-Boek".
Het was 9 Februari 1930. Alles was in diepe rust in mijn vrijgezellenwoning in de
Jacob Obrechtstraat, toen ik in den vroegen morgen plotseling de telefoon luid door
het huis hoorde rinkelen. Angstwekkend klonk de doordringende scheltoon door het
slapende huis en een voorgevoel bekroop mij, toen het voor mij bleek te zijn.
Het voorgevoel werd bewaarheid; aan de andere zijde vertelde Mieke mij, dat haar
Vader Piet Vermeulen plotseling aan embolie gestorven was.
Piet Vermeulen dood. Voordat de dag aanbrak had ik nog ruimschoots gelegenheid
te overdenken, wat dit verlies voor ons beteekende. Piet was een figuur die moeilijk
te evenaren was. Hoewel hij een ernstige operatie ondergaan had, was hij her
stellende en kwam dit plotselinge einde volkomen onverwacht.
Hij die heenging was eerelid der A.F.C. Zijn specialiteit was datgene, zonder het
welk A.F.C. niet bestaanbaar is; het feest. Kleine en groote feesten, op het water en
onder water, hij heeft ze bij tientallen voor A.F.C. georganiseerd. Hij was de mees
ter van de humor. Het tappen van een zeer pikante mop was bij hem als het be
schrijven van een sacrale aangelegenheid. Wie zal het ooit kunnen vergeten die
het genot heeft gehad aanwezig te kunnen zijn bij het diner ter gelegenheid van
het 1272-ja rig bestuurslidmaatschap van Galavazi bij Dikker en Thijs, hoe Piet ons na
elk gerecht een stukje voordroeg uit een min of meer gepeperde liederenbundel van
onzen vaderlandschen dichter Jacob Catz En dat terwijl hij, die zijn volgelingen
opvoedde in de vereering van God Bacchus, zelf door zijn kwaal gedwongen was
zijn geest niet meer door alcoholica te kunnen verlichten.
Dit alles ging mij door het hoofd, totdat de zon stralend aan den hemel kwam. De
dood had weer een slachtoffer gemaakt, maar het leven ging verder en dus ook het
clubgedoe. En juist deze 9e Februari was weer een belangrijke dag voor ons eerste
elftal. Zooals het al zoo vaak gebeud is, was er ook nu gevaar voor de laatste plaats.
Wij moesten den uitwedstrijd tegen Bloemendaal winnen. De groote bestrijder der
degradatiespoken Charles Lungen was aanwezig, Tonny Knopper, pas uit Indië terug
zou linksbuiten spelen, terwijl Nico Tienstra center-half zou zijn. Zeer veel A.F.C.-ers
waren per trein en auto naar het pittoreske veld van de club van Cassee en Beijk
gekomen. Ontstellend was de indruk van het heengaan van Piet, maar het spel ging
beginnen. Het was een titanenkamp. De tank Tonny rende weer recht op het doel af
of gaf goede kansen aan Charles. Het spel had ons weer beet en alles werd vergeten
en toen de winnende goal gemaakt werd... danste heel A.F.C. Na afloop trokken
allen naar een naburig café en werd gelukgewenscht, de borrel kwam op tafel,
122
mmmm
aaae