Daar heb ik A.F.C.—Ajax (L) gezien; daar heb ik de tranen in m'n oogen voelen branden, toen Jan Blan ken, die éénige, niet meer goed te maken fout beging en A.F.C. het eerste-klasse-schap vergokte. Dat was zoo verschrikkelijk, dat ik m'n huiswerk niet maakte en dus den volgenden ochtend door den onderwijzer ter verantwoording geroepen werd. Ik ging op de Christelijke School in Watergraafsmeer, die, als veel Christelijke Scholen in kleinere plaatsen, sterk Gere formeerd geörienteerd was en zooals men zich her inneren zal, zijn de Gereformeerden steeds sterke tegenstanders van het voetballen op Zondag geweest. „Nee", zei ik eerlijk; „ik heb m'n Fransch niet geleerd. A.F.C. heeft het vergokt". „Wat heeft wie vergokt vroeg de onderwijzer met een wereld van afgrijzen in zijn stem. „A.F.C." riep ik met een overslaande stem. „Die hadden eerste klasser kunnen zijn." „Zwijg" zei de onderwijzer. En zich toen tot de steiler opgevoede jongens wendende: „Naar zóóiets gaan wij niet heen". Maar toen kwam mijn vriendje Bob van Mill, die later ook nog in A.F.C. gespeeld heeft, mij te hulp. „En ik ga óók naar A.F.C. en ik mag van thuis en we zijn goeie Protestante Waarmede dus het verbazingwekkende feit aan de historie wordt onthuld, dat de promotiewedstrijd tegen Ajax nog tot een hevige richtingsstrijd op de Watergraafs meersche Christelijke school aanleiding heeft gegeven Dan komt die verjaardag, waarop je echte „kiksen" krijgt en de Sint Nicolaas, die het fel begeerde roode shirt met de zwarte band brengt. Plus de daarop al spoedig groeiende overtuiging, dat je het als voetballer nooit ver zal brengen. Waaraan het ligt weet je niet, maar je weet met felle zekerheid, dat je tot de „also rans zal blijven behooren. Wel, er waren in mijn tijd zes elftallen. Ik heb het één keer tot het vijfde gebracht, maar dat kwam, omdat er een griepepidemie heerschte en de helft van onze leden ziek lag. Maar je clubliefde vindt toch een uitweg. A.F.C. speelt om het kampioenschap van Nederland in Breda tegen N.A.C. Marius v. d. Heyde en ik zullen en moeten dien wedstrijd zien, maar we zijn platzak en dus gaan we per fiets. We vertrekken om drie uur 's nachts van Schollenbrug om op tijd te zijn, maar het is oorlog en het materiaal is slecht. We krijgen vier lekke banden, missen de pont in Gorcum en komen vijf minuten na afloop in Breda aan hijgend en bezweet. Schaf komt het te hooren en zijn besluit is genomen: die twee jongens zijn voor de rest van den dag de gast van A.F.C. We reizen lekker tweede klas van Breda naar Amsterdam en mogen meo naar het diner in „Kras". Twee doodvermoeide jongens hooren dan bij het ijs hun namen noemen; Schaf vertelt van hun tocht en stelt hun clubliefde ten voorbeeld van iedereen. Dan krijgen die doodvermoeide jongens een kleur als vuur: want dat is toch wat om zoo maar toegesproken te worden, waar het heele eerste elftal bij is. Door Schaf. 116

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1945 | | pagina 142