„A.F.C. quand tu nous tiens
Mijn hulde breng ik nog aan onzen captain Willem Kales voor zijn doortas
tend spel.
Dat dit 2e elftal inderdaad een bijzonderheid was, blijkt uit het feit, dat gedurende
een Kersttoer naar het Noorden van Achilles te Assen met 4—1 werd gewonnen en
tegen Veendam 4—4 gespeeld werd. Bij Achilles te Assen speelde de toenmalige
centervoor van het Nederlandsch elftal, Willy Westra van Holthen mede.
Helaas moest ons le elftal zich dit seizoen met de 2e plaats in zijn competitie
tevreden stellen en als sluiting van het seizoen werd een wedstrijd A.F.C. I—A.F.C. II
gespeeld, welke in een gelijk spel 1—1 eindigde.
Ik meende deze bijzondere prestaties van ons 2e elftal nog eens aan de vergetel
heid te moeten ontrukken.
Dr. J. P. HOFSTEE.
Wie in de jaren zoo van 19061915 in Watergraafsmeer zijn jeugd doorbracht, is
op de een of andere wijze met A.F.C. in contact gekomen. A.F.C. en „De Meer"
waren één: A.F.C. nam een uitzonderlijke positie in, was de eenige club die wat
beteekende en voetbal en A.F.C. waren in die jaren synoniem.
Als ik aan mijn jeugdjaren in de Meer terugdenk, dan hoor ik weer de stoomauto-
matische bel van de Gooische stoomtram, dan proef ik weer de wafelreepen die je
in het Rechthuis kon koopen voor 5 cent en dan ruik ik weer de mestvaalt op „Goed
Genoeg" en de vette klei van het land van Oostveen.
Maar dan is er ook A.F.C. ledereen zat, dacht ik, in A.F.C. Je vader was donateur,
en de buren gingen ook naar A.F.C.; voorop burgemeester de Wit, trotsch als een
pauw, dat hij beschermheer was en met een extra kleur van opwinding, als hij aan
al de dubbeltjes belasting dacht, die A.F.C. in z'n gemeentekas (Watergraafsmeer
was nog een zelfstandige gemeente in dien tijd) zou brengen, en dan inspecteur
Biere, die de geheele politiemacht de plichtsgetrouwe Mattes en de dikke Baureis
mobiliseerde, als A.F.C. thuis speelde. Ja, iedereen, die ze thuis kenden, was
A.F.C.-er. Meneer Scheepens en meneer Lameer (daar kreeg je altijd een wafelreep
van als A.F.C. gewonnen had) meneer van Gessel en meneer Klomp en meneer
uwehand. Zoolang je nog heel klein was, ging je „clandestien" mee, de vriende
lijke meneer van Gessel zei altijd: „Nee, Wijnand, voor die dreumes behoef je niets
te eta en Maar als je dan 9 jaar bent dan ben je toch zeker geen dreumes meer
en dan wil je met je „vrienden" naar A.F.C. Dat is veel leuker dan netjes bij Pa en
meneer de Wit zitten. Want met je „vrienden" ga je achter de goal voor een dub-
eltje. Je moet dan heel vroeg gaan, even over twaalf, want anders zijn de beste
p aatsen weg. Maar wat een vreugde om vlak achter die goal te staan: hoe heerlijk
an je daar schreeuwen en loeien. Je wordt daar lekker door niemand verboden en
je leert woorden die ze thuis verschrikkelijk zouden vinden.
115