was als de andere". Nochtans wou en zou hij dien begeerlijken bal gehakt hebben
en kreeg dien ten slotte.
In de coupé werd de mondvoorraad aangetast, maar de verleidelijke bal gehakt
liet zich niet aantasten. Deze bleek keihard te zijn en ten einde raad wierp onze
vriend den bal met luiden bons tegen het coupéschot; ook dit bracht geen baat en
spijtig liet hij het voorwerp daarop maar door het venster in het duister ver
dwijnen. I
Het leedvermaak, in dergelijke gevallen der jeugd eigen, deed zich gelden en een
zeer wreedaardig speler meende de opmerking te moeten plaatsen, dat dit de
reclamebal van het buffet was, die hem reeds drie seizoenen door zijn uitzonderlijke
grootte was opgevallen, doch dat hij hem nimmer had willen hebben.
Dit zijn zoo enkele gebeurtenissen, die ons invallen. Menig A.F.C.-er als wij van
ouderen stempel, zou deze weinige regelen met vroolijke anecdotes kunnen aan
vullen. Wij denken hierbij aan de leden van de vroegere Reds' Band (dat deze
spoedig herrijze, opdat ook onze musici den goeden naam der A.F.C. weder op hun
wijze mogen uitdragen). Wij denken ook aan onze veteranenafdeeling, welke nog
springlevend is. Nu wij het toch over de veteranen hebben, is het goed eens te
memoreeren, welke voortreffelijke Ambassadeurs zij in den loop der jaren voor de
A.F.C. geweest zijn. Zij toch hebben banden met zustervereenigingen aangeknoopt,
die hechter zijn, dan het meest actieve Bestuur ze zou kunnen onderhouden. Zij
hebben er dan ook in niet geringe mate toe bijgedragen dat prominente voetbalclubs
in en buiten Amsterdam getrouwe comparanten op ons jaarlijksch A.R.O.L.-tournooi
zijn en de sympathie van onze zusterclubs kunnen wij niet hoog genoeg waar-
deeren.
Zoo besluiten wij dan deze bespiegelingen met den wensch, dat het Feest van het
50-jarig Bestaan onzer goede club moge klinken als een klok. Wij zijn ons ervan
bewust, daarbij te spreken naar de opvatting van vele oudere A.F.C.-ers, wanneer
wij bij deze gelegenheid tevens de hoop uitspreken, dat het der Vereeniging gege
ven moge zijn, dat haar Bestuur blijft voortarbeiden in den geest van wijlen
G. N. Scheepens en dat kameraadschap en saamhoorigheid in de club de voor
naamste plaats mogen blijven innemen. Het verleden leert ons dat, welke stormen
ook over ons zullen komen, dit de beste koers is, welke het A.F.C.-schip varen kan
en dat op deze wijze het voortbestaan gewaarborgd is van het waardig stuk Amster-
damsch Leven:
„De Amsterdamsche Footballclub"
E. VAN OOY.
113